Home

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, 09-06-2017, ECLI:NL:OGEAM:2017:31, EJ 2016/79

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, 09-06-2017, ECLI:NL:OGEAM:2017:31, EJ 2016/79

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Datum uitspraak
9 juni 2017
Datum publicatie
11 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:OGEAM:2017:31
Zaaknummer
EJ 2016/79

Inhoudsindicatie

Kinderbescherming. Minderjarig meisje kan nergens op Sint Maarten worden geplaatst. Beslissing dat zij moet worden opgenomen in een instelling voor minderjarige jongens.

Uitspraak

Beschikking van 9 juni 2017

Zaaknummer: EJ 2016/79

Vonnisnr.

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Beschikking

in de zaak

over

[de minderjarige], geboren op .. december 2002, wonende te Sint Maarten, hierna: de minderjarige.

1 De procedure

1.1.

Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:

  1. verzoekschrift d.d. 5 mei 2017 met producties van SJIB,

  2. brief van 1 juni 2017 van SJIB aan het Gerecht,

  3. advies van Miss Lalie Center aan de Minister van Justitie d.d. 7 juni 2017

  4. de e-mail van 8 juni 2017 van SJIB.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2017 en is voortgezet op 5 juni 2017. Op beide zittingen is de minderjarige in raadkamer gehoord. Op beide zittingen zijn de ouders, SJIB (hierna: de gezinsvoogd) en de Voogdijraad verschenen. Iedere betrokkene heeft zijn visie toegelicht. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.

1.3.

Ter zitting van 8 mei 2017 heeft het Gerecht mondeling uitspraak gedaan en de op 9 mei 2016 uitgesproken ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd voor een jaar met handhaving van SJIB als gezinsvoogd en tot tijdelijk voogd. Het Gerecht heeft toen bepaald dat de minderjarige bij de moeder wordt geplaatst en heeft het verzoek om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontheffen afgewezen. Verder heeft het Gerecht SJIB verzocht te adviseren over een alternatieve plaatsingsmogelijkheid van de minderjarige. Daarop zien de hiervoor genoemde processtukken 2. tot en met 4.

1.4.

De uitspraak is bepaald op heden.

2 De beoordeling

De ondertoezichtstelling en de voorziening in het ouderlijk gezag

2.1.

Net als ten tijde van de beschikking uit 2016 is er nog altijd sprake van dat de minderjarige zodanig opgroeit dat haar zedelijke of geestelijke belangen of haar gezondheid ernstig wordt bedreigd in de zin van artikel 1:254 BW. Andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald dan wel zullen falen. Voor de motivering verwijst het Gerecht naar hetgeen onder 2.4. wordt overwogen.

2.2.

Ter zitting van 8 mei 2017 is besloten om de minderjarige tijdelijk bij de moeder te plaatsen. Om die reden heeft het Gerecht het verzoek tot ontheffing uit het ouderlijk gezag toen afgewezen. Het Gerecht achtte het niet passend om de moeder enerzijds wel te belasten met de dagelijkse zorg en haar anderzijds uit het ouderlijk gezag te ontheffen. Dat zou voor de moeder minder goed te begrijpen zijn nu van haar wel werd verwacht om haar moederrol weer op te pakken. Terzijde tekent het Gerecht aan dat uit het rapport van de Voogdijraad d.d. 19 april 2016 blijkt dat beide ouders het ouderlijk gezag hebben. Het Gerecht begrijpt dus niet om welke reden SJIB, namens de Voogdijraad, enkel de ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag verzoekt.

2.3.

De tijdelijke schorsing van de ouders uit het ouderlijk gezag wordt gehandhaafd en de gezinsvoogd is ook benoemd tot tijdelijk voogd over de minderjarige zodat zij het ouderlijk gezag blijft uitoefenen.

De plaatsing van de minderjarige

2.4.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt ten aanzien van de minderjarige het volgende:

-

het gebruik van marihuana,

-

het vertonen van seksueel deviant gedrag,

-

het plegen van verbaal en non-verbaal geweld,

-

psychiatrische problematiek (onder andere suïcide-gevaar),

-

weglopen.

2.5.

De minderjarige heeft verbleven in meerdere kindertehuizen en meerdere pleeggezinnen. Daar bleek zij onhoudbaar omdat zij een gevaar vormt voor mensen in haar directe omgeving. Vandaar dat op de zitting van 8 mei 2017 is besloten om nader onderzoek te verrichten naar de plaatsingsmogelijkheden van de minderjarige. De plaatsing bij de moeder is op 16 mei 2017 geëindigd vanwege een geweldsincident waarbij de moeder de minderjarige met een voorwerp op het hoofd heeft geslagen. Toen heeft de minderjarige tot de zitting van 5 juni 2017 kunnen verblijven in het Sint Maarten Medical Center; niet wegens een medische indicatie maar omdat er geen andere opvang voorhanden was. De vader heeft te kennen gegeven dat de plaatsing van de dochter bij hem thuis geen optie is omdat hij twee jonge kinderen heeft die hij niet wil blootstellen aan het gevaarlijke gedrag van de minderjarige. Het Gerecht concludeert dat plaatsing bij de ouders thans onmogelijk is.

2.6.

De minderjarige heeft de Jamaicaanse nationaliteit. SJIB heeft geprobeerd haar in Jamaica in een instelling geplaatst te krijgen maar heeft nul op rekest gekregen. Plaatsing in een pleeggezin op Sint Maarten is niet mogelijk gebleken. Na de zitting van 5 juni 2017 bleek dat de minderjarige, die enkele nachten bij een pleeggezin mocht verblijven, een gevaar vormde voor de andere kinderen binnen dat pleeggezin. Een andere optie is een plaatsing bij een pleeggezin op Sint Eustatius waarmee SJIB, in samenspraak met de Voogdijraad, inmiddels doende is. Daarover bestaat nog geen uitsluitsel.

2.7.

Ter zitting is uitgebreid gesproken over de noodzaak om de minderjarige intramuraal te plaatsen. Zij vormt immers een gevaar voor de mensen in haar omgeving en ook voor zichzelf. Sint Maarten heeft echter slechts één instelling waar minderjarigen in het kader van een civiele kinderbeschermings-maatregel kunnen worden geplaatst en dat is het Miss Lalie Center. Die instelling is krachtens een aanwijzing van de Minister van Justitie echter uitsluitend bedoeld voor mannelijke minderjarigen.

2.8.

Desalniettemin hebben de Voogdijraad en SJIB overleg gevoerd met het Miss Lalie Center. Uit het advies van het Miss Lalie Center volgt dat zij een plaatsing van de minderjarige bij haar onwenselijk acht. De redenen zijn dat niet voor haar veiligheid kan worden ingestaan, dat het Miss Lalie Center qua personeel zwaar onderbezet is en dat haar personeel onvoldoende geschoold is om meisjes met de voormelde problematiek te begeleiden.

2.9.

Het Miss Lalie Center schrijft in haar advies: “Mocht de plaatsing op MLC worden opgelegd wordt geadviseerd:

-

Extra vrouwelijk security personeel of meer vrouwelijk pedagogisch personeel met spoed in te zetten,

-

de plaatsing alleen als crisesopvang te laten fungeren, voor een vantevoren vastgesteld periode,

-

[de minderjarige] blijft op haar cel en ontvangt de minimale luchtpauze die vereist is. Op dat moment gaan de jongens naar hun kamers. Hierbij moet wel worden genoemd dat als er sprake is van suïcidaal gedrag dit een contra-indicatie is gezien er dan sprake is van een verhoogd risico is op terugkomende suïcidaal gedrag.”

2.10.

Het Gerecht overweegt het volgende. Duidelijk is dat er op Sint Maarten voor de minderjarige geen enkele plaatsingsmogelijkheid bestaat. Evenzeer is duidelijk dat de minderjarige ter bescherming van de mensen in haar omgeving en haarzelf intramuraal moet worden geplaatst. Miss Lalie Center, ondanks dat de aanwijzing van de Minister van Justitie niet ziet op meisjes maar uitsluitend op jongens, is op Sint Maarten de enige optie, zulks ter overbrugging naar een meer permanente oplossing.

2.11.

Dit betekent dat het Gerecht geen enkele andere keuze heeft dan de minderjarige te plaatsen bij het Miss Lalie Center gedurende de periode dat nog geen definitieve opvang is geregeld. Het Gerecht zal beslissen dat de plaatsing voor een periode van 2 weken geschiedt. Tijdens deze periode heeft het SJIB, in samenspraak met de Voogdijraad en andere instanties, de gelegenheid om te zien naar een meer structurele plaatsingsmogelijkheid. Daarover kan het Gerecht op de hieronder vermelde zitting worden geïnformeerd.

2.12.

Nu de minderjarige aldus feitelijk van haar vrijheid wordt beroofd acht het Gerecht het wenselijk dat zij in contact wordt gebracht met een advocaat. De griffier zal hiertoe worden geïnstrueerd.

3 De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:

verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige met één jaar, ingaande 9 mei 2017 en bepaalt dat de zaak in april 2017 weer op zitting zal worden behandeld,

handhaaft de schorsing van de ouders betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag,

handhaaft de benoeming van SJIB als gezinsvoogd en voogd,

beveelt de plaatsing van de minderjarige bij het Miss Lalie Center voor een periode van twee weken vanaf heden en bepaalt dat de zaak weer op zitting wordt behandeld op vrijdag 23 juni 2017 om 9.00 uur,

bepaalt dat alle kosten, waaronder ook alle ziektekosten, verbonden aan de plaatsing ten laste komen van de Landskas,

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,

draagt de griffier op om de minderjarige in contact te brengen met een advocaat die ter zitting van 23 juni 2017 haar belangen kan behartigen,

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.