Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 05-07-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:537, BB 281 van 2017
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 05-07-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:537, BB 281 van 2017
Gegevens
- Instantie
- Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Datum uitspraak
- 5 juli 2017
- Datum publicatie
- 10 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:OGEAA:2017:537
- Zaaknummer
- BB 281 van 2017
Inhoudsindicatie
civiel recht, geldleningsovereenkomst
Uitspraak
Vonnis van 5 juli 2017
Behorend bij BB 281 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te Aruba, [adres],
gedaagde, hierna ook te noemen: G*,
procederend in persoon.
1 DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie na antwoord op 5 juni 2017.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.
2 DE VASTSTAANDE FEITEN
Op 30 januari 2015 is tussen partijen een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen, waarbij E* aan G* een bedrag van Afl. 3.000,00 heeft geleend, vermeerderd met 15% rente per maand. Terugbetaling diende plaats te vinden in 8 termijnen van elk Afl. 450,00 exclusief rente en kosten.
Als garantie heeft G* haar paspoort moeten afgeven, dat zij terug zou krijgen zodra zij het geleende bedrag volledig zou hebben terugbetaald.
In maart 2015 heeft G* haar paspoort terug gekregen.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
E* vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van G* tot betaling van Afl. 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en 15% incassokosten en met veroordeling van haar tot vergoeding van de proceskosten.
E* grondt de vordering dat G* een schuldbekentenis heeft ondertekend op 1 augustus 2015. Hierin is opgenomen dat bij wanbetaling het restant ineens en volledig opeisbaar is.
G* voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.
4 DE BEOORDELING
Aan de orde is de vraag of G* uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening nog iets verschuldigd is aan E*. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
E* beroept zich op een schuldbekentenis, die door G* is betwist. Zij wijst erop dat de handtekening onder aan de schuldbekentenis niet van haar is. Met G* is het gerecht van oordeel dat de handtekening onderaan de schuldbekentenis en die op de overeenkomst van geldlening niet op elkaar lijken. Ter zitting heeft G* tevens de handtekening op haar paspoort getoond en die wijkt eveneens af van die onder de schuldbekentenis. De handtekening op de oorspronkelijke overeenkomst van geldlening lijkt wel op die van het paspoort van G*. Nu vast staat dat G* haar paspoort terug heeft gekregen van E*, dient te worden aangenomen dat zij het geleende bedrag heeft terug betaald.
Nu E* G* nodeloos in rechte heeft betrokken wordt hij in de kosten van de procedure veroordeeld, die aan de zijde van G* op nihil worden bepaald.