Home

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 23-05-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:410, EJ nr. 2107 van 2016

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 23-05-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:410, EJ nr. 2107 van 2016

Gegevens

Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Datum uitspraak
23 mei 2017
Datum publicatie
29 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:OGEAA:2017:410
Zaaknummer
EJ nr. 2107 van 2016

Inhoudsindicatie

EJ. Gezag. Hoofdverblijf. Omgang.

Uitspraak

Beschikking van 23 mei 2017

behorend bij EJ nr. 2107 van 2016

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING

op het verzoek van

[Verzoekster],

wonende in Aruba,

VERZOEKSTER, hierna te noemen: de moeder,

gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,

tegen

[Verweerder],

wonende in Aruba,

VERWEERDER, hierna te noemen: de vader,

gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.

Belanghebbenden:

[minderjarige sub 1],

[minderjarige sub 2],

[minderjarige sub 3],

de minderjarigen,

DE VOOGDIJRAAD.

1 DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 6 december 2016, waarbij de Voogdijraad is verzocht om, met betrekking tot het verzoek tot gezagswijziging en tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen, onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

-

het rapport van de Voogdijraad van 13 maart 2017,

-

de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 11 april 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder bijgestaan door mr. G. de Hoogd, occuperende voor mr. D.L. Emerencia en de vader bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Emannuel.

Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

2 DE VERDERE BEOORDELING

2.1

Aan de orde is het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag, in die zin dat de moeder voortaan alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast en tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de moeder aangevoerd dat zij moeilijk met vader kan communiceren, dat het veel tijd in beslag neemt om samen tot belangrijke beslissingen aangaande de minderjarigen te komen en dat het belang van de minderjarigen, die zeer belangrijke fases van hun ontwikkeling, opvoeding en onderricht ingaan, hierdoor niet gediend wordt.

2.2

De vader verzoekt het gerecht om het verzoek van de moeder af te wijzen en om een omgangsregeling vast te stellen conform hetgeen hij heeft overgelegd. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat de ouders altijd omtrent de kinderen hebben kunnen communiceren. Partijen communiceren via e-mail, telefoon, whatsapp en spreken elkaar persoonlijk indien nodig. Dat de ouders het niet altijd eens zijn over de gang van zaken met betrekking tot de minderjarigen rechtvaardigt niet dat de vader het gezag over de minderjarigen ontzegd dient te worden.

Gezag

2.3

Zoals het gerecht reeds in haar tussenbeschikking van 29 november 2016 heeft overwogen kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het moet hierbij gaan om een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven. Alsdan bepaalt de rechter, aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Beslissend zal zijn wiens gezag over het kind de rechter het meeste in het belang van het kind oordeelt.

2.4

Uit het rapport van de Voogdijraad is het volgende gebleken. Ouders hebben op het moment, anders dan na de echtscheiding, weinig communicatie/overleg omtrent aangelegenheden die de minderjarigen aangaan. Tijdens het gezamenlijk gesprek hebben beide ouders aangegeven in te zien dat de huidige manier van communiceren niet in het belang is van de minderjarigen. De ouders zijn bereid verandering hierin te brengen. Voorts is gebleken dat beide ouders betrokken zijn in het leven van de minderjarigen, dat de minderjarigen door beide ouders goed verzorgd worden, dat de thuissituatie op dit moment bij beide ouders stabiel en gestructureerd is en dat de minderjarigen voorzien worden van de nodige zorg en affectie. Verder staat in het rapport dat uit onderzoek niet is gebleken dat de minderjarigen klem of verloren raken indien de ouders gezamenlijk het gezag blijven uitoefenen. De Voogdijraad acht het derhalve in het belang van de minderjarigen dat beide ouders belast blijven met het ouderlijk gezag.

2.5

Ter zitting heeft de vader zich met dit advies verenigd. De moeder is het er niet mee eens. De moeder stelt zich op het standpunt dat de Voogdijraad in dit onderzoek niet de belangen van de minderjarigen voorop heeft gesteld, dat de Voogdijraad geen rekening heeft gehouden met mogelijke emotionele mishandeling/chantage door de vader en het onderzoek niet diepgaand genoeg was om de waarheid in kaart te brengen. Zo wordt de vader ten onrechte geloofd, althans slechts op zijn woord en zijn goede bedoelingen, zonder dat dit nader wordt onderbouwd of aannemelijk wordt gemaakt, aldus moeder.

2.6

Het gerecht overweegt dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast, zoals met name indien de (communicatie)problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. (HR 18 maart 2005, LJN AS8525; vgl. HR 10 september 1999, NJ 2000, 20).

2.7

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er weinig communicatie plaatsvindt tussen partijen. Echter, is niet gebleken dat bij belangrijke beslissingen de minderjarigen betreffende, bijvoorbeeld bij de schoolkeuze van de minderjarigen, het aanvragen van een paspoort of identiteitskaart of bij noodzakelijke medische (be)handelingen, de besluitvorming door de vader wordt belemmerd. Het gerecht is dan ook van oordeel dat er onvoldoende gronden aanwezig zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het gerecht neemt daarbij in aanmerking de omstandigheid, zoals uit het rapport van de Voogdijraad blijkt, dat ouders bereid zijn om met elkaar te communiceren omtrent belangrijke beslissingen die de minderjarigen aangaan. Het gerecht acht de (communicatie-) problemen tussen de vader en de moeder niet zodanig ernstig dat het gevaar bestaat dat bij handhaving van het gezamenlijk gezag de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de vader en de moeder. Evenmin zijn andere gronden aanwezig die meebrengen dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is dat het eenhoofdig gezag aan de moeder moet worden toegewezen.

Hoofdverblijf

2.8

Ter beantwoording ligt voor de vraag bij wie van de ouders het hoofdverblijf van de minderjarigen bepaald dient te worden.

Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat beide ouders de minderjarigen goed verzorgen, dat beide ouders de minderjarigen een stabiele woonomgeving bieden en dat beide ouders betrokken zijn in het leven van de minderjarigen. Verder is uit de verkregen informatie gebleken dat de minderjarigen [minderjarige sub 1] en [minderjarige sub 2] bij hun moeder willen blijven wonen. Het gerecht ziet op grond van het voorgaande en nu uit onderzoek niet is gebleken dat de ontwikkeling van minderjarigen bij de moeder bedreigd wordt, aanleiding om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te handhaven.

Omgang

2.10

Wat betreft het verzoek van de moeder om een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen vast te stellen, overweegt het gerecht als volgt. Ingevolge artikel 1:377h BW kan de rechter, in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening, een regeling vaststellen inzake de omgang tussen het kind en de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats niet heeft.

2.11

Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat zowel de minderjarigen [minderjarige sub 1] als [minderjarige sub 2] een flexibele omgang met vader wensen. Beiden zitten op de Havo en vinden het onprettig om doordeweeks met veel boeken op en neer te moeten sjouwen. Voorts is gebleken dat de minderjarige [minderjarige sub 3] de omgang, zoals die nu plaatsvindt, als prettig ervaart.

2.12

Gelet op het bovenstaande en hetgeen ter zitting is besproken zal het gerecht een omgangsregeling vaststellen, waarbij rekening zal worden gehouden met de belangen van beide ouders en de belangen van de minderjarigen.

Alimentatie

2.13

De zaak zal worden verwezen naar na te melden zitting voor de behandeling van het verzoek over kinderalimentatie.

3 DE BESLISSING

Het gerecht:

wijst het verzoek met betrekking tot gezagswijziging af,

bepaalt de woonplaats (hoofdverblijf) van de minderjarigen bij de moeder,

bepaalt de omgangsregeling tussen de vader [verzoeker] en

de minderjarigen [minderjarige sub 1], geboren op [geboortedatum] 2000 in

[geboorteland], [minderjarige sub 2], geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteland] en

[minderjarige sub 3], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], als volgt:

- om de week van vrijdagmiddag tot en met zondagmiddag ten aanzien van de minderjarigen [minderjarige sub 1] en [minderjarige sub 2], waarbij de vader de minderjarigen [minderjarige sub 1] en [minderjarige sub 2] van school ophaalt en op zondagmiddag naar huis brengt,

- in dezelfde week dat de minderjarigen [minderjarige sub 1] en [minderjarige sub 2] bij vader zijn, gaat de minderjarige [minderjarige sub 3] vanaf woensdagmiddag tot en met zondagmiddag naar vader, waarbij de vader de minderjarige [minderjarige sub 3] van school ophaalt en op zondagmiddag naar huis brengt,

verwijst de zaak naar de zitting van dinsdag 20 juni 2017 om 8:45 uur voor de behandeling van het verzoek over kinderalimentatie,

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 23 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.