Home

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 23-05-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:403, EJ nr. 1573 van 2016

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 23-05-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:403, EJ nr. 1573 van 2016

Gegevens

Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Datum uitspraak
23 mei 2017
Datum publicatie
29 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:OGEAA:2017:403
Zaaknummer
EJ nr. 1573 van 2016

Inhoudsindicatie

EJ. Verzoek ontheffing-ontzetting afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 23 mei 2017

Zaaknummer EJ nr. 1573 van 2016

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING

op het verzoek van

[Verzoekster] ,

wonende in Aruba,

VERZOEKSTER, de grootmoeder moederszijde,

gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,

tegen

[Verweerster] ,

wonende in Aruba,

VERWEERSTER, de moeder,

procederend in persoon.

Belanghebbenden:

[naam minderjarige], de minderjarige.

1 DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 27 september 2016, waarbij de Voogdijraad is verzocht om met betrekking tot het verzoek om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontheffen dan wel ontzetten, onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

-

het rapport van de Voogdijraad van 1 maart 2017,

-

de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 11 april 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en verweerster in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Emannuel.

Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

2 DE VERDERE BEOORDELING

2.1

Aan de orde is het verzoek van grootmoeder moederszijde om moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige te ontheffen dan wel ontzetten, met benoeming van grootmoeder moederszijde tot voogdes.

Ontheffing uit het gezag

2.2

Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan de rechter - op verzoek van de Voogdijraad of op vordering van het Openbaar Ministerie - een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.

Nu ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige in dit geval alleen door de Voogdijraad of het Openbaar Ministerie verzocht kan worden, zal de grootmoeder moederszijde niet-ontvankelijk worden verklaard.

Ontzetting uit het gezag

2.3

Ingevolge artikel 1:269 BWA kan de rechter – op verzoek van de andere ouder, een van de bloed- of aanverwanten van het kind tot en met de vierde graad, de voogdijraad, of op vordering van het openbaar ministerie – een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontzetten, op grond van misbruik van het gezag of grove verwaarlozing, slecht levensgedrag of onherroepelijke veroordeling (artikel 1:269 lid 1 sub c BWA).

2.4

Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat de minderjarige al langer dan een jaar onafgebroken alleen door de moeder is verzorgd en opgevoed, dat de moeder haar verzorgende en opvoedende taken naar behoren uitoefent, dat zij betrokken is in alle aspecten van het leven van de minderjarige en dat de minderjarige zich verder goed ontwikkelt bij de moeder. Verder schrijft de Voogdijraad in zijn rapport dat de moeder in het belang van de minderjarige handelt, dat de minderjarige zich momenteel in een rustige familiesfeer bevindt, dat de minderjarige haar moeder als haar primaire opvoedster beschouwt en dat de minderjarige zich bij moeder veilig voelt. De Voogdijraad acht het gelet op het bovenstaande in het belang van de minderjarige dat de moeder met het gezag over de minderjarige belast blijft en adviseert dan ook om het verzoek van de grootmoeder moederzijde af te wijzen.

2.5

Ter zitting zitting heeft de grootmoeder moederszijde aangegeven het niet eens te zijn met het rapport van de Voogdijraad. De grootmoeder moederszijde stelt zich op het standpunt dat het rapport eenzijdig is opgesteld. Verder heeft de grootmoeder moederszijde aangegeven geen bezwaar te hebben indien haar verzoek wordt afgewezen, zolang de minderjarige het goed maakt. De grootmoeder moederszijde verzoekt in dat geval omgang met de minderjarige.

2.6

Uit het rapport van de Voogdijraad en hetgeen ter zitting is besproken, is niet gebleken dat er in dit geval gronden aanwezig zijn die tot ontzetting van de moeder uit het gezag kan leiden zoals bedoeld in artikel 1:269 BWA. Het gerecht neemt hierbij in aanmerking de omstandigheid dat de moeder haar verzorgende en opvoedende taken naar behoren uitoefent en dat de minderjarige zich goed ontwikkelt bij de moeder. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen

Omgang

2.7

Ingevolge artikel 1:377f BWA kan de rechter op verzoek een omgangsregeling vaststellen tussen het kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. De rechter kan het verzoek afwijzen, indien het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.

2.8

Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat de grootmoeder moederszijde in negatieve zin op de minderjarige inpraat als het gaat om de moeder en haar partner. De Voogdijraad komt tot de conclusie dat de minderjarige op den duur klem zou raken bij een omgangsregeling met grootmoeder moederszijde en dat omgang met grootmoeder een breuk in de ontwikkeling van de minderjarige zou kunnen betekenen. Om die reden wordt omgang afgeraden.

2.9

Uit het rapport van de Voogdijraad en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat de wijze waarop de grootmoeder moederszijde met de minderjarige omgaat belastend en schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat een omgangsregeling tussen de grootmoeder moederszijde en de minderjarige in dit stadium niet in het belang is van de minderjarige. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

3 DE BESLISSING

Het gerecht:

verklaart de grootmoeder moederszijde niet-ontvankelijk terzake het verzoek tot ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige,

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 23 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.