Home

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 24-05-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:391, A.R. no. 518 van 2013

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 24-05-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:391, A.R. no. 518 van 2013

Gegevens

Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Datum uitspraak
24 mei 2017
Datum publicatie
29 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:OGEAA:2017:391
Zaaknummer
A.R. no. 518 van 2013

Inhoudsindicatie

Civiel. Tussenvonnis. Huwelijksgoederengemeenschap.

Uitspraak

Vonnis van 24 mei 2017

Behorend bij A.R. no. 518 van 2013

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

VONNIS in de zaak van:

[Vrouw],

wonende in Aruba,

eiseres in conventie,

tevens gedaagde in reconventie,

nader te noemen: “de vrouw”,

gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,

tegen:

[Man],

wonende in Aruba,

gedaagde in conventie,

tevens eiser in reconventie,

nader te noemen “de man”,

gemachtigden: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1 DE VERDERE PROCEDURE

1.1

Het verloop van de procedure tot en met 26 oktober 2016 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. De vrouw heeft ter rolle van 11 januari 2017 een akte ingediend. De door het gerecht benoemde taxateur heeft op 8 februari 2017 een taxatierapport ingediend. Partijen hebben zich daarna bij akte uitgelaten over het taxatierapport. De vrouw heeft vervolgens nog een contra-akte ingediend. De man heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1.2

Vonnis is bepaald op heden.

2 DE VERDERE BEOORDELING

2.1

Het gerecht heeft naar aanleiding van de genomen aktes geen redenen om terug te komen op haar eerdere overwegingen in de tussenvonnissen die aan dit tussenvonnis zijn voorafgegaan. Het gerecht overweegt verder als volgt.

2.2

De vrouw heeft bij akte van 11 januari 2017 onweersproken gesteld dat de huurder de huur heeft opgezegd per eind november 2016 en dat de vrouw vanaf december 2016 zelf weer in de woning woont. De vrouw dient nog een overzicht van de door haar maandelijks betaalde hypotheekaflossingen (inclusief rente) vanaf 18 september 2015 tot aan 1 december 2016, alsmede een overzicht van de door haar maandelijks betaalde verzekeringskosten met betrekking tot de woning vanaf het jaar 2015 tot aan 1 december 2015, opdat het gerecht kan vaststellen welke bedragen afgezet dienen te worden tegen de ontvangen huurinkomsten, waarbij ook de investeringskosten (zoals vermeld in r.o. 4.12 van het tussenvonnis van 10 februari 2016) meegenomen zullen worden. De vrouw dient deze overzichten voldoende te onderbouwen met bescheiden. Vanaf het moment dat de vrouw de woning weer is gaan bewonen, zullen de door de vrouw betaalde lasten, net zoals in de eerdere periode waarin de vrouw de woning, voordat deze werd verhuurd, bewoonde, verrekend worden met de gebruiksvergoeding waarop de man aanspraak heeft gemaakt, zodat partijen ter zake de periode vanaf december 2016 over en weer niets aan elkaar verschuldigd zijn.

2.3

De taxateur heeft de marktwaarde van de woning getaxeerd op Afl. 121.595,00. Partijen hebben zich niet verzet tegen deze waarde. Het gerecht zal dan ook van deze waarde uitgaan. Beide partijen wensen de woning toebedeeld te krijgen. Het gerecht zal partijen in de gelegenheid stellen om bij akte aan te geven of zij bereid zijn om de helft van de marktwaarde aan de andere partij te vergoeden en zo ja, middels bescheiden genoegzaam aan te tonen dat zij daartoe ook financieel in staat zijn. Uiteraard zal bij eindvonnis ook rekening gehouden worden met een eventuele door een partij te betalen overbedelingsvergoeding zoals in r.o. 2.2. is overwogen.

2.4

De vrouw heeft voor het eerst bij akte d.d. 14 maart 2017 gesteld dat in de verdeling ook nog belastingschulden betrokken dienen te worden en dat de man ter zake een vergoeding aan de vrouw verschuldigd is. Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat die stukken al geruime tijd bij de vrouw bekend waren. De stellingen van de vrouw op dit punt zijn tardief, terwijl de vrouw ook niet voldoende duidelijk heeft gemaakt welke bedragen in de verdeling betrokken zouden moeten worden. De eisen van een goede procesorde verzetten zich er tegen dat dit punt thans nog nader uitgezocht en besproken wordt. Het gerecht zal de door de vrouw bedoelde belastingschulden om die reden niet in de verdeling betrekken.

2.5

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3 DE BESLISSING

Het gerecht:

3.1

verwijst de zaak naar de rol van 21 juni 2017, direct peremptoir, voor akte zijdens beide partijen gelijktijdig, zoals in r.o. 2.2 en 2.3 bedoeld, waarna partijen nog gelijktijdig een antwoordakte, eveneens direct peremptoir, zullen mogen nemen;

3.2

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.