Home

Hoge Raad, 19-05-2017, ECLI:NL:HR:2017:936, 15/04201

Hoge Raad, 19-05-2017, ECLI:NL:HR:2017:936, 15/04201

Inhoudsindicatie

Effectenlease-overeenkomst. Geldt voor het Dexia Aanbod het toestemmingsvereiste van art. 1:88 BW? Belang bij antwoord op die vraag? Verjaring van de vordering tot vernietiging van de effectenleaseovereenkomst; beroep op stuiting van de verjaring door een collectieve actie, indien men niet is aangesloten bij de rechtspersoon die de collectieve actie is begonnen; HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018, NJ 2016/490 ([A]/Dexia). Op welk moment eindigt de stuitende werking van de collectieve actie en vangt de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden aan? Uitleg van de ‘Duisenberg-regeling’. Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen de echtgenote en van het incidentele beroep van laatstgenoemde.

Uitspraak

19 mei 2017

Eerste Kamer

15/04201

EV/LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,

EISER tot cassatie,

advocaat: aanvankelijk mr. E.H. van Staden ten Brink, thans mr. A.C. van Schaick,

t e g e n

1. De vennootschap naar buitenlands recht VÄRDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,gevestigd te Dublin, Ierland,

VERWEERSTER in cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,

advocaten: mr. R.M. Hermans en mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,

2. [verweerster 2] ,wonende te [woonplaats] ,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: aanvankelijk mr. E.H. van Staden ten Brink, thans mr. A.C. van Schaick.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] , Värde en [verweerster 2] .

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 235824\CV EXPL 08-3963 van de kantonrechter te Emmen van 2 september 2009 en 1 september 2010;

b. de arresten in de zaak 200.079.281/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2014 en 9 september 2014.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [verweerster 2] heeft geconcludeerd tot referte en heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Värde heeft geconcludeerd tot verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep. De cassatiedagvaarding, de conclusies van antwoord en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie en de aanvullende conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot niet-ontvankelijkheid van het principale cassatieberoep voor zover het is ingesteld tegen [verweerster 2] en voorts in het principale en in het incidentele cassatieberoep tot vernietiging en verwijzing.

De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 30 maart 2017 op de aanvullende conclusie gereageerd. De advocaat van Värde heeft bij brief van 31 maart 2017 op de aanvullende conclusie gereageerd.

3 De ontvankelijkheid van het principale en het incidentele beroep

Het principale cassatieberoep van [eiser] is gericht tegen Värde en [verweerster 2] . Nu [verweerster 2] evenwel samen met [eiser] geïntimeerde was in het door Värde ingestelde hoger beroep, is [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover dat is gericht tegen [verweerster 2] (HR 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1554, NJ 2003/658). Om dezelfde reden is [verweerster 2] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde incidentele beroep. Weliswaar kon zij als gevoegde partij aan de zijde van [eiser] , respectievelijk als tussengekomen partij, binnen de daarvoor geldende cassatietermijn zelfstandig cassatieberoep tegen Värde instellen, maar dat heeft zij nagelaten.

4 Beoordeling van het middel in het principale beroep

5 Beslissing