Home

Hoge Raad, 19-05-2017, ECLI:NL:HR:2017:931, 17/01106

Hoge Raad, 19-05-2017, ECLI:NL:HR:2017:931, 17/01106

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 mei 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:931
Formele relaties
Zaaknummer
17/01106

Inhoudsindicatie

Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.

Uitspraak

19 mei 2017

Eerste Kamer

17/01106

RM/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[verzoeker],wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie.

Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak C/13/14/438-R van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2017;

b. het arrest in de zaak 200.207.667/01 van het gerechtshof Amsterdam van 21 februari 2017.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.

3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 1 maart 2017 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4 Beslissing