Home

Hoge Raad, 11-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1311, 16/03943

Hoge Raad, 11-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1311, 16/03943

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 juli 2017
Datum publicatie
12 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:1311
Formele relaties
Zaaknummer
16/03943

Inhoudsindicatie

Economische zaak. Openbaarheid onderzoek ttz. in h.b., art. 6.1 EVRM, art. 121 GW, art. 4.1 RO en art. 269.1 Sv. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2000:AA5346 m.b.t. het beginsel van de openbaarheid van het onderzoek op de tz. en de mogelijke uitzonderingen daarop. Het p.v. van de tz. in h.b. houdt niet in dat het aldaar plaatsgevonden onderzoek in het openbaar is geschied. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het voornoemde voorschrift niet in acht is genomen. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek op de tz. in h.b. en het naar aanleiding daarvan gewezen arrest. Samenhang met 16/03939 E.

Uitspraak

11 juli 2017

Strafkamer

nr. S 16/03943 E

EC/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, van 25 maart 2016, nummer 23/000535-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , gevestigd te [vestigingsplaats].

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1.

Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is omdat het niet in het openbaar is geschied.

2.2.

Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Het onderzoek ter terechtzitting dient in het openbaar te geschieden. Dit uitgangspunt is zowel in art. 6, eerste lid, EVRM als in art. 121 Gw verwoord. Art. 4, eerste lid, RO en art. 269, eerste lid, Sv, krachtens art. 415 Sv ook in hoger beroep toepasselijk, herhalen dit. Deze bepalingen verwijzen alle naar de mogelijkheid van uitzonderingen op het beginsel van de openbaarheid van het onderzoek op de terechtzitting. Volgens de art. 121 GW en 4, eerste lid, RO dienen die uitzonderingen bij de wet te zijn bepaald. Art. 4, tweede lid, RO voegt daar nog aan toe dat om gewichtige - in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - redenen het onderzoek ter terechtzitting geheel of gedeeltelijk kan plaatsvinden met gesloten deuren. Art. 6 EVRM bepaalt met het oog op welke belangen op het beginsel van de openbaarheid inbreuk mag worden gemaakt. Art. 269 Sv regelt de in art. 4 RO aangeduide mogelijkheid van sluiting van de deuren nader en herhaalt met het oog op welke belangen die inbreuk mag worden gemaakt. Dit wettelijk stelsel houdt in dat naast de mogelijkheid van sluiting van de deuren overeenkomstig de regeling van art. 269 Sv niet langs een andere weg inbreuk mag worden gemaakt op het beginsel van de openbaarheid van het onderzoek op de terechtzitting. (Vgl. HR 4 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5346, NJ 2000/633.)

2.3.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt niet in dat het aldaar plaatsgevonden onderzoek in het openbaar is geschied. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in 2.2 vermelde voorschrift niet in acht is genomen.

Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en het naar aanleiding daarvan gewezen arrest.

2.4.

Het middel is gegrond.

3 Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4 Beslissing