Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2886, 200.210.522_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2886, 200.210.522_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 juni 2017
Datum publicatie
28 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:2886
Zaaknummer
200.210.522_01

Inhoudsindicatie

Incident.

Meerderjarigenbewind.

Exclusieve bevoegdheid bewindvoerder om in rechte op te treden.

Uitspraak

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.210.522/01

arrest van 27 juni 2017

gewezen in het incident in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

advocaat: mr. J.J.T. van Stiphout te Helmond,

tegen

Stichting WoCom,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat: mr. M.M.A. Vermin te Soest,

op het bij exploot van dagvaarding van 29 december 2016 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 14 juli 2016 en 29 september 2016, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven gewezen tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – WoCom – als eiseres.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5181226/ CV EXPL 16-7199)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding in hoger beroep;

-

de akte uitlaten over onderbewindstelling van [appellant] ;

-

de antwoordakte van WoCom d.d. 2 mei 2017;

-

de antwoordakte van [appellant] d.d. 16 mei 2017.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3 De beoordeling

In het incident

3.1.

In het kader van dit incident kan worden uitgegaan van het volgende.

a. Tussen Wocom en [appellant] bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning met aanhorigheden, staande en gelegen aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] .

b. De maandelijkse huurprijs bedraagt per 1 juli 2016 € 362,34.

c. Door de vader van [appellant] zijn er een aantal betalingen verricht van in totaal € 600,-. Die zijn in mindering gebracht op de hoofdsom.

3.2.

WoCom heeft - kort gezegd - in verband met een huurachterstand tot en met augustus 2016 van € 2.341,84 ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd met een veroordeling tot ontruiming.

3.3.

De kantonrechter heeft de vorderingen van WoCom in het bestreden vonnis van 29 september 2016 toegewezen.

3.4.

Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 november 2016 is het bewind uitgesproken over alle goederen die [appellant] toebehoren of zullen toebehoren, met benoeming van de heer [bewindvoerder] tot bewindvoerder (hierna: de bewindvoerder).

3.5.

[appellant] - en niet de bewindvoerder - heeft WoCom op 29 december 2016 gedagvaard.

In het e-mailbericht van 31 maart 2017 van de bewindvoerder aan de advocaat van [appellant] (productie 1 bij akte uitlaten over onderbewindstelling) staat het volgende:

“Ik kan er mee instemmen dat u namens de heer [appellant] hoger beroep gaat aantekenen tegen het vonnis van 29-09-2016 van de rechtbank inzake St Wocom. (…)”

3.6.

Naar aanleiding van het bovenstaande stelt WoCom in de antwoordakte zich op het standpunt dat [appellant] niet ontvankelijk is omdat de bewindvoerder als formele procespartij het rechtsmiddel had moeten instellen en niet [appellant] zelf. Het e-mailbericht van 31 maart 2017 heeft volgens WoCom niet het gevolg dat de bewindvoerder de status van procespartij verkrijgt.

3.7.

Bij voormelde antwoordakte heeft [appellant] een aanvullende e-mailbericht d.d. 12 mei 2017 overgelegd van de bewindvoerder aan de advocaat van [appellant] . Hierin staat het volgende vermeld:

“Reeds op 31 maart jl. heb ik u per e-mail aangegeven in te stemmen met het inmiddels door de heer [appellant] , zelve, ingestelde hoger beroep.

Zulks impliceert vanzelfsprekend dat ik als zijnde bewindvoerder als formele procespartij in deze verder zal optreden. Vooral omdat dit voor de heer [appellant] , als onder bewind gestelde, niet mogelijk is.

Derhalve geef ik hierbij formeel opdracht tot het voeren van onderhavige hoger beroepsprocedure, treed ik als zijnde bewindvoerder hierbij op als formele procespartij en stel ik mr. J.J.Th. van Stiphout aan als gemachtigde/advocaat.”

[appellant] stelt dat hij dan ook ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.8.

Het hof stelt het volgende voorop. Tijdens het bewind komen het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder, met inachtneming van de in de wet vermelde voorwaarden (art. 1:438 leden 1 en 2 BW). De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte (art. 1:441 lid 1 BW). Hiermee strookt dat de bewindvoerder in een geding over een onder bewind gesteld goed optreedt als formele procespartij ten behoeve van rechthebbende. Hetzelfde geldt wanneer met betrekking tot een rechterlijke uitspraak in een zodanige procedure een rechtsmiddel wordt ingesteld.

In zijn beslissing van 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525, heeft de Hoge Raad overwogen dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW en dat de bewindvoerder daarom ten behoeve van de rechthebbende optreedt als formele procespartij in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

3.9.

Het hof is naar aanleiding van deze beslissing van oordeel dat [appellant] in de onderhavige zaak niet als procespartij in hoger beroep kan procederen, zonder dat zijn bewindvoerder als formele procespartij optreedt.

In het e-mailbericht van 12 mei 2017 heeft de bewindvoerder het gebrek hersteld door alsnog als formele partij te verschijnen teneinde de procedure namens [appellant] te voeren.

WoCom is door deze gang van zaken niet in haar verdediging bemoeilijkt. Het hof zal dan ook de bewindvoerder in de onderhavige zaak als formele procespartij beschouwen, zodat het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring zal worden afgewezen.

In de hoofdzaak

3.10.

De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van de bewindvoerder. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4 De beslissing