Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:143, 200.167.687_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:143, 200.167.687_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 januari 2017
Datum publicatie
10 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:143
Formele relaties
Zaaknummer
200.167.687_01

Inhoudsindicatie

omgangsregeling

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 19 januari 2017

Zaaknummer: 200.167.687/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/02/265603 / FA RK 13-3393

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. P.W. Bakkum,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. J.J.M. Boot.

5 De beschikking d.d. 14 april 2016

Bij die beschikking heeft het hof mevrouw [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige] . Voorts heeft het hof de bijzondere curator verzocht het hof vóór 4 augustus 2016 schriftelijk te rapporteren en iedere verdere beslissing aangehouden tot 4 augustus 2016.

6 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.

De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- mr. Bakkum;

- de moeder, bijgestaan door mr. Boot;

- de bijzondere curator;

- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

6.2.

De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

6.3.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het rapport van de bijzondere curator d.d. 2 augustus 2016.

7 De verdere beoordeling

7.1.

In haar rapport geeft de bijzondere curator aan dat zij geen advies kan uitbrengen, nu zij onvoldoende gegevens heeft kunnen verzamelen. Blijkens het rapport heeft er, ondanks diverse pogingen daartoe door de bijzondere curator, op één gesprek na nauwelijks contact tussen de bijzondere curator en de vader plaatsgevonden.

Op basis van de weinige gesprekken die de bijzondere curator met de ouders gevoerd heeft brengt zij in haar rapport, zoals aangevuld ter zitting, het volgende naar voren. De bijzondere curator is van mening dat de vader het contact met de moeder vermijdt omdat hij niet ter verantwoording geroepen wil worden. De vader voelt verzet tegen de voorwaarden die de moeder hem oplegt. Volgens de bijzondere curator is dit een oud mechanisme dat voortkomt vanuit de tijd dat de ouders gehuwd waren en de vader zich niet bij machte voelde om invloed uit te oefenen op hetgeen de moeder bepaalde. De vader heeft geen vertrouwen meer in de bereidheid van de moeder om een omgangsregeling te treffen waarbij [minderjarige] bij de vader kan zijn.

Voorts signaleert de bijzondere curator dat de moeder wel zegt bereid te zijn om te werken aan een omgang tussen de vader en [minderjarige] die veilig genoeg is voor haar en [minderjarige] en dat zij het wenselijk vindt dat de vader zelf met een voorstel komt, maar dat de moeder op het moment dat de vader een voorstel doet, dit voorstel afwijst zodat er in het geheel geen omgang meer is tussen de vader en [minderjarige] .

Volgens de bijzondere curator zijn beide ouders nog te zeer bezig met zich te verzetten tegen het gedrag van de andere ouder en daarmee verliezen zij de werkelijke belangen van [minderjarige] uit het oog. Zo heeft de moeder een sterke regiebehoefte en weigert de vader om zich daaraan te onderwerpen. De basis van gelijkheid ontbreekt. De vader heeft behoefte aan autonomie en wil zelf vorm geven aan de opvoeding van zijn zoon. Verder heeft de vader, zo geeft de bijzondere curator aan, het beeld dat van hem bestaat opnieuw bevestigd: hij is moeilijk bereikbaar, reageert niet op oproepen, komt te laat of zegt zijn afspraken af. De moeder wil de omgang tussen de vader en [minderjarige] zelf bepalen en is daar vasthoudend in.

7.2.

Ter zitting is namens de vader naar voren gebracht dat de omgang opgestart dient te worden. Volgens de advocaat van de vader hoeft omgang in het nieuwe gezin van de vader geen probleem te zijn, nu de situatie binnen dit gezin stabiel is. De nieuwe partner heeft weliswaar een moeilijke periode doorgemaakt, maar zij is die nu weer te boven.

7.3.

Door de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat het gedrag wat de vader vertoont niet alleen zichtbaar is met betrekking tot de omgang, maar dat dit kenmerkend is voor zijn leven en voorts, dat bij [minderjarige] sprake is van een ontwikkelingsachterstand waardoor het voor hem belangrijk is dat er duidelijkheid bestaat ten aanzien van de omgang.

7.4.

De raad heeft ter zitting geadviseerd om geen contactregeling vast te stellen. Volgens de raad heeft de vader kansen laten schieten en is hij nu aan zet. Wel heeft de raad aangeboden om een onderzoek te laten plaatsvinden waardoor er misschien een opening wordt gevonden bij de vader om toch contact te hebben met [minderjarige] .

7.5.

Het hof oordeelt als volgt.

Zoals ook blijkt uit het verslag van de bijzondere curator ontbreekt tussen de ouders nog altijd iedere vorm van zinvol contact waardoor zij samen niet in staat zijn tot het maken van heldere en werkbare afspraken omtrent de verdeling van de zorgtaken betreffende de thans 4-jarige [minderjarige] . Gebleken is voorts dat wel gemaakte afspraken regelmatig door de vader niet worden nagekomen. Door het niet nakomen van deze afspraken lijkt de vader zich af te zetten tegen de bepalende rol die de moeder wenst te hebben inzake de contacten.

Anders dan de raad is het hof, alles overziende en gelet op het belang van [minderjarige] , van oordeel dat er op vaste tijden contact dient te zijn tussen [minderjarige] en zijn vader. Het hof zal dan ook geen gebruik maken van het aanbod van de raad tot het uitvoeren van een onderzoek. Gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] en het gegeven dat er reeds geruime tijd geen contact is geweest tussen de vader en [minderjarige] , is het hof van oordeel dat de frequentie en de duur van de regeling vooralsnog niet hoog kan zijn. Hoewel het hof de bezwaren van de moeder tegen het verblijf van [minderjarige] in de woning van de vader en tegen de aanwezigheid van de nieuwe partner van de vader en diens kinderen onvoldoende onderbouwd acht en niet deelt, acht het hof het wel van belang dat, in het kader van het opbouwen van een vertrouwensband tussen de vader en [minderjarige] , de eerste contacten tussen de vader en [minderjarige] plaats vinden buiten aanwezigheid van deze nieuwe partner en haar kinderen.

Gelet op het voorgaande zal het hof een opbouwende contactregeling vaststellen zoals hierna verwoord in het dictum. Partijen dienen zich in het belang van [minderjarige] tot het uiterste in te zetten om deze regeling stipt na te komen en te zorgen dat die voor [minderjarige] niet belastend zal zijn. De regeling kan uiteraard in onderling overleg worden uitgebreid zodra, en in zoverre als, de ouders dat in gezamenlijk overleg wenselijk vinden.

8 De beslissing