Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:719, 200.174.831/01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:719, 200.174.831/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 februari 2016
Datum publicatie
3 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:719
Zaaknummer
200.174.831/01

Inhoudsindicatie

contactregeling

Uitspraak

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 25 februari 2016

Zaaknummer: 200.174.831/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/283334 / FA RK 14-4778

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant]

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal appel,

verweerder in incidenteel appel,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. L. Barenbrug,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in principaal appel,

appellante in incidenteel appel,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. R.P.V.W. Willems.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 mei 2015, zoals verbeterd bij beschikking van 9 juli 2015.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 augustus 2015, heeft de vader verzocht zoals in het beroepschrift is weergegeven.

2.2.

Bij verweerschrift tevens houdende incidenteel appel met één productie, ingekomen ter griffie op 22 september 2015, heeft de moeder in principaal appel verweer gevoerd en in incidenteel appel verzocht zoals in het verweerschrift tevens houdende incidenteel appel is weergegeven.

2.3.

Bij verweerschrift in incidenteel appel met één productie, ingekomen ter griffie op 3 november 2015, heeft de vader verweer gevoerd zoals in het verweerschrift in incidenteel appel is weergegeven.

2.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 januari 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

-

de vader, bijgestaan door mr. Barenbrug;

-

de moeder, bijgestaan door mr. Willems;

-

de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .

2.5.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 maart 2015;

-

het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 7 januari 2016.

3 De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:

3.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.

Uit het huwelijk van partijen is geboren:

- [minderjarige] (ook te noemen: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .

Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. Ingevolge de bestreden beschikking heeft [minderjarige] het hoofdverblijf bij de moeder.

3.2.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 31 juli 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Bij deze beschikking, zoals verbeterd bij beschikking van 9 juli 2015, heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, een contactregeling vastgesteld inhoudende dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige] gedurende:

- de ene week van vrijdag 10.00 uur tot zaterdag 18.00 uur en de andere week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;

- vakanties en feestdagen, in onderling overleg tussen partijen af te spreken;

waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en de moeder [minderjarige] bij de vader ophaalt.

3.3.

Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.

3.4.

Tijdens de zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling hebben zij overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld houdt. Partijen zijn het volgende overeengekomen:

- de door de rechtbank vastgestelde weekendregeling wordt gecontinueerd;

- ten aanzien van de vakanties zijn partijen overeengekomen dat [minderjarige] in even jaren bij de vader verblijft tijdens de voorjaarsvakantie, de eerste week van de meivakantie, de eerste twee weken en de laatste week van de zomervakantie en de tweede week van de kerstvakantie. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij de vader gedurende de herfstvakantie, de eerste week en de laatste twee weken van de zomervakantie en de eerste week van de kerstvakantie;

- indien er een feestdag in een vakantieweek valt, dan brengt [minderjarige] die feestdag door bij de ouder waar hij ingevolge de vakantieregeling verblijft;

- ten aanzien van Pasen en Pinksteren zijn partijen overeengekomen dat [minderjarige] bij de ouder verblijft waar hij conform de weekendregeling verblijft, met dien verstande dat de weekendregeling doorloopt tot en met maandag;

- verder wordt de huidige haal- en brengregeling voortgezet, inhoudende dat de vader [minderjarige] bij aanvang van het contactmoment bij de moeder ophaalt en dat de moeder [minderjarige] bij het einde van het contactmoment ophaalt bij de vader;

- ook blijft de afspraak gelden dat het identiteitsbewijs van [minderjarige] hem tijdens de contactmomenten volgt. Mocht een ouder vergeten het identiteitsbewijs mee te geven dan dient deze ouder ervoor zorg te dragen dat het identiteitsbewijs binnen 24 uur bij de andere ouder is;

Partijen zijn voorts overeengekomen dat de thans overeengekomen regeling in beginsel ziet op de periode totdat [minderjarige] naar school gaat en dat zij deze regeling te zijner in onderling overleg zullen aanpassen. De thans overeengekomen regeling blijft doorlopen tot het moment waarop partijen een andere regeling zijn overeengekomen, dan wel deze nader is vastgesteld.

3.6.

Het hof zal beschikken conform hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Omwille van de leesbaarheid zal het hof de bestreden beschikkingen vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4 De beslissing