Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5591, K16/0430

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5591, K16/0430

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 juli 2017
Datum publicatie
6 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:5591
Zaaknummer
K16/0430

Inhoudsindicatie

Klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Tijdens een autoprocedure om klager vanuit zijn voertuig aan te kunnen houden is een schot gevallen afkomstig uit het dienstwapen van beklaagde, zijnde een lid van het arrestatieteam. Klager is hierbij in zijn buik geraakt.

Klager wenst vervolging van beklaagde. Het hof wijst het beklag af wegens het ontbreken van opzet dan wel schuld.

Uitspraak

K16/0430

Beschikking

inzake

[klager] ,

wonende te [woonplaats] ,

klager,

tegen

‘B219’,

wachtmeester der 1e klasse van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee,

domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,

beklaagde,

bijgestaan door mr. K. Versteeg, advocaat te Rotterdam.

Op 11 mei 2016 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.Klager heeft zijn klaagschrift bij mails van 15 november 2016, 6 december 2016, 24 februari 2017, 3 maart 2017 en 5 april 2017 nader toegelicht en aangevuld.

Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken, alsmede de in raadkamer overgelegde stukken.

Op 3 maart 2017 en 9 juni 2017 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling op 3 maart 2017 waren klager en zijn toenmalige gemachtigde aanwezig, alsmede de advocaat-generaal. Bij de behandeling op 9 juni 2017 waren beklaagde en zijn gemachtigde aanwezig, alsmede de advocaat-generaal. Allen zijn in raadkamer gehoord.

De advocaat-generaal heeft, in overeenstemming met het schriftelijk verslag, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht.

Het beklag

Klager heeft op 24 november 2015 aangifte gedaan van poging moord dan wel poging doodslag dan wel zwaar lichamelijk letsel door schuld, gepleegd door beklaagde op 18 november 2015 te Oldenzaal.

De officier van justitie heeft klager bij brief van 17 februari 2016 meegedeeld dat hij niet tot vervolging zal overgaan en nader toegelicht dat er onvoldoende bewijs aanwezig is dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan een opzettelijk dan wel culpoos delict. Er zijn geen aanwijzingen dat beklaagde is afgeweken van de ingetrainde standaard voertuigprocedure bij de aanhouding van klager en er zijn ook geen aanwijzingen dat beklaagde zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen of onvoorzichtig is opgetreden.

De beoordeling van het beklag

Beslissing