Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4676, 200.191.106/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4676, 200.191.106/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 mei 2017
Datum publicatie
7 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:4676
Zaaknummer
200.191.106/01

Inhoudsindicatie

Echtscheiding. Uitleg overeenkomst.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.191.106/01

(zaaknummers rechtbank C/08/171454 / ES RK 15-1397 en C/08/176050 / ES RK 15-2896)

beschikking van 30 mei 2017

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [A] ,verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. H.L.J.M. Kersten te Zwolle,

en

[verweerder] ,

wonende te [B] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. E.H. de Jonge-Wiemans te Zeist.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

[bewindvoerder] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de man,

wonende te [C] ,

verder te noemen: de bewindvoerder.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 11 februari 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 4 mei 2016;

- een journaalbericht van mr. Kersten van 18 mei 2016 met productie(s);

- een fax namens mr. De Jonge-Wiemans van 31 mei 2016 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Kersten van 12 juli 2016 met productie(s);

- het verweerschrift met productie(s);

- een brief van mr. De Jonge-Wiemans van 29 juli 2016;

- een akte houdende uitlatingen en aanvulling van het verzoek in hoger beroep van

mr. Kersten van 19 oktober 2016 met productie(s);

- een akte houdende uitlatingen en aanvulling van het verzoek in hoger beroep van

mr. Kersten van 31 oktober 2016 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Kersten van 14 november 2016 met productie(s);

- een antwoordakte houdende bezwaar/verweer tegen akten houdende uitlatingen en

aanvulling in hoger beroep d.d. 19 oktober 2016 en 31 oktober 2016 van

17 november 2016;

- een journaalbericht van mr. De Jonge-Wiemans van 25 november 2011 met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 28 november 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook is verschenen de bewindvoerder. Mr. Kersten en mr. De Jonge-Wiemans hebben het woord ter zitting mede gevoerd aan de hand van door hun overgelegde pleitnota's.

3 De vaststaande feiten

3.1

In 2012 hebben partijen onder leiding van een mediator een overeenkomst opgesteld, waarin zij aangeven dat zij formeel gehuwd wensen te blijven maar afspraken hebben gemaakt op grond waarvan zij duurzaam gescheiden zullen leven. De overeenkomst met de gemaakte afspraken is gedateerd 7 december 2012 maar daadwerkelijk ondertekend op

21 december 2012.

3.2

Bij inleidend verzoekschrift heeft de man, voor zover nodig vertegenwoordigd door de bewindvoerder, de rechtbank verzocht de echtscheiding uit te spreken tussen hem en de vrouw en daarbij te bepalen dat partijen dienen over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden als volgens het namens de man in te vullen en in te dienen webformulier.

3.3

De vrouw heeft verweer gevoerd en de rechtbank verzocht primair ten aanzien van het namens de man ingediende echtscheidingsverzoek de niet-ontvankelijkheid uit te spreken dan wel de verzoeken af te wijzen en subsidiair, in het geval de rechtbank de echtscheiding wel uitspreekt:

- te bepalen dat de man gehouden is om met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand maandelijks, steeds bij wijze van vooruitbetaling, een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen van € 2.500,- per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente in geval van niet tijdige betaling en per 1 januari van ieder jaar te vermeerderen met de wettelijke indexering voor het eerst per 1 januari 2016, althans te bepalen dat de man gehouden is om met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand maandelijks, steeds bij wijze van vooruitbetaling, een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen van € 1.072,- bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente in geval van niet tijdige betaling en per 1 januari van ieder jaar te vermeerderen met de wettelijke indexering voor het eerst per 1 januari 2016;

- te bepalen dat de man gehouden is om per 1 juni 2015 maandelijks, waar nog mogelijk steeds bij wijze van vooruitbetaling te voldoen, een bijdrage verschuldigd is in het levensonderhoud van zijn zoon [D] (verder te noemen: [D] ), geboren [in]

1971 te [A] , van € 370,-, althans € 100,-, althans € 1.000,- per jaar, te vermeerderen met de wettelijke rente in geval van niet tijdige betaling en per 1 januari van ieder jaar te vermeerderen met de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW;

- te bepalen dat de financiële afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen bij de overeenkomst van 21 december 2012 (gedateerd 7 december 2012) is vastgesteld en dat de man gehouden is tot nakoming van deze overeenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per keer dat de man daarmee in gebreke blijft;

- te bepalen dat de vrouw het recht van gebruik heeft van de (voormalige) echtelijke woning van partijen aan de [a-straat] 15 te [A] , ook na het overlijden van de man en zonder dat zij daarvoor een gebruiksvergoeding verschuldigd is, althans bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning aan de [a-straat] 15 te [A] en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand voort te zetten, zonder dat zij daarvoor een gebruiksvergoeding verschuldigd is.

Ten slotte heeft de vrouw de rechtbank verzocht de man te veroordelen in de kosten van de procedure en wel in de werkelijke door de vrouw gemaakte kosten aan de hand van de door de vrouw nader in het geding te brengen stukken en voorlopig te begroten op € 5.000,-, te vermeerderen met btw.

3.4

De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw. Bij aanvullend verzoek heeft de man de rechtbank verzocht de overeenkomst van december 2012 te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat de overeenkomst van december 2012 nietig is, althans nietig door vernietiging daarvan, althans tijdig is opgezegd door de man, althans niet meer geldt vanaf de echtscheiding, althans dat deze overeenkomst niet geldt als een echtscheidingsconvenant omdat deze niet met het oog op echtscheiding is opgesteld noch als (gewijzigde) huwelijksvoorwaarden, omdat het stuk niet voldoet aan artikel 1:115 e.v. BW en de vrouw te bevelen de woning te verlaten. Voor het geval het verzoek van de vrouw tot voortzetting van het gebruik van de woning wordt toegewezen, heeft de man verzocht om bij de (echtscheidings)beschikking te bepalen dat de vrouw vanaf de datum van de inschrijving van de ten deze uit te spreken echtscheiding een bedrag van € 17.760,- per jaar (€ 1.480,- per maand) zal voldoen, als redelijke vergoeding, als bedoeld in artikel 1:165 BW, zolang zij de woning van de man niet heeft verlaten.

3.5

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:

- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;

- voor recht verklaard dat de overeenkomst d.d. 7 december 2012 geen rechtskracht heeft met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;

- de door de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidings-beschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud op nihil bepaald;

- partijen bevolen over te gaan tot afwikkeling van de tussen hen geldende huwelijkse voorwaarden;

- bepaald dat de vrouw, als deze op het ogenblik van de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand de echtelijke woning aan de [a-straat] 15 te

[A] bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden voort te zetten zonder gebruiksvergoeding;

- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens voor zover het de echtscheiding en de verklaring voor recht betreft;

- de kosten in de procedure gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.6

De man heeft, nadat hij van dit hof een zogenaamde akte non-appel heeft verkregen, de beschikking op 7 september 2016 doen inschrijven in de registers van de burgerlijke stand.

4 De omvang van het geschil

5 De motivering van de beslissing

6 De slotsom

7 Aanhechten draagkrachtberekeningen

8 De beslissing