Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4571, 15/00509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4571, 15/00509

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 mei 2017
Datum publicatie
9 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:4571
Zaaknummer
15/00509

Inhoudsindicatie

BPM. Invoer auto’s uit Duitsland. Nieuw of gebruikt? Interne compensatie? Bewijslastverdeling. Taxatiemethodiek. Marge-auto. Dwangsom. Rentevergoeding. Immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 15/00509

uitspraakdatum: 30 mei 2017

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 maart 2015, nummer AWB 13/3880, in het geding tussen belanghebbende, de Inspecteur

en

de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft voor de maand oktober 2012 op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan.

1.2

Belanghebbende heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt.

1.3

Belanghebbende heeft tegen het uitblijven van uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).

1.4

Belanghebbende heeft voorts de Inspecteur schriftelijk in gebreke gesteld voor het uitblijven van de uitspraak op bezwaar en gesteld dat de Inspecteur voor elke dag dat hij in gebreke is een dwangsom zal verbeuren.

1.5

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 20 november 2013 het bezwaar van belanghebbende tegen de voldoening op aangifte ongegrond verklaard. De Inspecteur heeft geen dwangsombeschikking afgegeven.

1.6

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het gericht is tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar en het uitblijven van een dwangsombeschikking en heeft vastgesteld dat de Inspecteur aan belanghebbende een dwangsom van € 1.260 heeft verbeurd. De Rechtbank heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

1.7

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft bij zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze naar voren gebracht. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend en de Inspecteur een conclusie van dupliek. Voorts hebben partijen nadere stukken overgelegd.

1.8

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.9

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] RB als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mr. [B] , bijgestaan door mr. [C] , [D] , [E] en mr. [F] .

1.10

Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen kenmerknummers van het Hof: 15/00506, 15/00507, 15/00508, 15/00509, 15/00510, 15/00511, 15/00512, 15/00513, 15/00514, 15/00515, 15/00942, 15/01468 en 15/01472.

1.11

Belanghebbende heeft ter zitting, met instemming van de wederpartij, een pleitnota met bijlagen overgelegd. De Inspecteur heeft, met instemming van de wederpartij, ter zitting een nader stuk overgelegd.

1.12

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende handelt in auto’s van in het zogenoemd hogere segment gelegen merken. Belanghebbende is geen erkende autodealer. Ten einde auto’s vanuit Duitsland naar Nederland te importeren, maakt belanghebbende onder meer gebruik van in Duitsland gevestigde vennootschappen. Deze vennootschappen kopen de auto’s in die vervolgens via belanghebbende aan Nederlandse klanten worden doorverkocht.

2.2

Aan belanghebbende is krachtens artikel 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet BPM) vergunning verleend om per tijdvak van een kalendermaand aangifte te doen.

2.3

Belanghebbende heeft in de maand oktober 2012 vanuit Duitsland de hierna te noemen personenauto’s (hierna: de auto’s) naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft zij, aan de hand van de data van eerste toelating en de tabel bij artikel 10 van de Wet BPM, kortingspercentages toegepast ter zake van de afschrijving en daarop de aangifte gebaseerd.

2.4

Ter onderbouwing van haar in bezwaar ingenomen stelling dat de door haar voldane BPM meer bedraagt dan het restant aan BPM dat nog drukt op vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde personenauto’s, heeft belanghebbende een overzicht van de handelsinkoopwaarden van de auto’s overgelegd, afkomstig van [G] Auto B.V. (hierna: [G] ), uitgaande van zogenoemde marge-auto’s.

2.5

De Inspecteur heeft ter zake van de voldoening op aangifte het standpunt ingenomen dat de door belanghebbende gebezigde koerslijsten van [G] in het onderhavige geval niet bruikbaar zijn omdat daarin, aldus de Inspecteur, geen daadwerkelijk gerealiseerde transacties zouden zijn verwerkt van zeer jonge auto’s van exclusieve merken.

2.6

Op 21 september 2010 heeft de Staatssecretaris van Financiën – voor zover hier van belang – de volgende toelichting gegeven op zijn besluit af te zien van cassatie tegen een uitspraak van dit Hof gedagtekend 3 augustus 2010, nr. 09/00244, ECLI:NL:GHARN:2010:BN4420:

“Het verwijzingshof oordeelt dat de inspecteur, met verwijzing naar Autotelex en AutotelexPRO, onvoldoende aannemelijk maakt dat het restant BPM in de inkoopprijzen van referentieauto's € 9.994 bedraagt, zodat ook de door B verschuldigde BPM op dat bedrag gesteld moet worden. Gelet op de totstandkoming van die gegevens kunnen die niet leiden tot de inkoopprijs die een handelaar betaalt voor een referentieauto. Vervolgens is dan de vraag of B's berekening van het verschuldigde bedrag aan BPM kan worden gevolgd. Volgens het hof is dat inderdaad het geval. B maakt gebruik van het XRAY-inruilwaardesysteem (een landelijk erkend systeem voor autohandelaren ter bepaling van de inruilwaarde van gebruikte auto's). Hij maakt voldoende aannemelijk dat in dit geval de uit het XRAY-inruilwaardesysteem geputte inkoopprijs de inkoopprijs weergeeft die handelaren zouden betalen voor referentieauto's. Aan de hand van de netto catalogusprijs, de over deze prijs berekende BPM en de inkoopprijs van de referentieauto, kan het restant van de BPM berekend worden. Het gelijk is aan B (rolnr. 2009/00244).

De minister laat weten dat hij afziet van cassatie. Ter toelichting merkt hij op dat de hofuitspraak geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en voor het overige sterk is verweven met waarderingen van feitelijke aard. Het feitelijke oordeel van het hof is mede tot stand gekomen aan de hand van de aan de feitenrechter voorbehouden waardering van bewijsmiddelen. Het oordeel is in het licht hiervan niet onbegrijpelijk en kan in cassatie dan ook niet met kans op succes worden bestreden. Hierbij moet worden bedacht dat in cassatie geen hernieuwd feitenonderzoek kan plaatsvinden. Het berusten in deze uitspraak impliceert voorshands ook dat het zogenoemde XRAY inruilwaardesysteem in beginsel kan worden aanvaard als maatgevend voor het bepalen van de inkoopwaarde van voor de BPM aan te geven motorrijtuigen. Overigens zal nog wel in overleg met de branche worden bezien of de inkoopwaarde van een auto eenduidiger kan worden bepaald.

Toelichting minister van 17 september nr. DGB 2010-5248 n.a.v. uitspraak hof Arnhem na verwijzing van 3 augustus 2010, bpm 1992 9 en 10 en EG-verdrag 90”

2.7

In het kader van het gebruik van [G] heeft overleg plaatsgevonden tussen de directeur van [G] , de heer [H] (hierna: [H] ) en de Inspecteur. In dat kader heeft [H] op 19 november 2010 de volgende mail aan de Inspecteur, in de persoon van [I] (plaatsvervanger projectleider transitie BPM; hierna: [I] ) gezonden:

“Graag even uw aandacht voor het volgende, XRAY ontvangt inmiddels veel aanvragen voor het aanleveren van historische restwaarde calculaties. (…). Onze klanten willen een garantie dat de aangifte ook daadwerkelijk geaccepteerd zal worden. Natuurlijk kan ik die garantie niet afgeven, en ik verwacht ook niet dat de belastingdienst op voorhand die garantie afgeeft. Ik ga er echter wel vanuit dat alle belastingkantoren inmiddels richtlijnen hebben dat een XRAY calculatie, mits op de juiste wijze uitgevoerd, als geldig bewijs wordt gezien. De goede contacten die er vanuit XRAY met de verschillende backoffices zijn, geven ook geen enkele reden om hieraan te twijfelen. Ook zijn de ervaringen van mijn klanten tot dusver ook erg positief, met uitzondering van een aantal klanten die via het kantoor Enschede (?) aangiftes doen. Daar schijnt geen duidelijk beleid te zijn mbt de acceptatie van XRAY. Graag verneem ik van u wat de reden is voor deze afwijking van het landelijke beleid.”

Op 22 november 2010 heeft [I] per mail het volgende aan [H] geantwoord:

“Inzake uw onderstaande mailbericht kan ik u als volgt berichten: Aan de uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst is uitgedragen dat XRAY een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland is, en als zodanig kan worden aangewend en toegepast in het BPM-aangifteproces. Hierover kan en mag geen misverstand meer bestaan. Uw opmerking over de klantervaringen aan het kantoor Enschede kan ik moeilijk plaatsen. Mogelijk dat u mij daarover meer specifieke informatie kunt geven.”

2.8

Tot de stukken van het geding behoort voorts een mail van 12 juni 2013 van [H] aan [I] . Hierin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Naar aanleiding van het prettige gesprek (…) waarbij wij uitgebreid gesproken hebben over het acceptatiebeleid van de belastingdienst inzake XRAY en met name het afwijkende acceptatiebeleid betreffende kantoor Enschede, stuur ik hierbij een aanvullende onderbouwing van de twee besproken vraagstukken te weten:

  1. Waardering “jong/exclusief” in XRAY

  2. Waardering “marge/btw” in XRAY

Waardering jong/exclusief in XRAY

De XRAY waarde is mede gebaseerd op de kennis en transacties van de bij XRAY aangesloten (groot) handelaren die gezamenlijk jaarlijks ongeveer tussen de 120.000 en 150.000 gebruikte auto’s verhandelen. Zodra er van een auto een betrouwbare en marktconforme waarde is af te geven wordt deze opgenomen in de XRAYdatabase en ter beschikking gesteld worden middels het XRAYlive taxatiesysteem. XRAY baseert zich hierbij o.a. op de kennis van de aangesloten handelaren, (welke gebaseerd is op daadwerkelijke transacties), de courantheid van desbetreffende model/type en de courantheid van het voorafgaande merk/type. (Bijv. bij de introductie van een nieuwe BMW 7 serie kan er op basis van de courantheid van de huidige 7-serie een goede en betrouwbare restwaarde indicatie worden afgegeven). Het is dus altijd een combinatie van factoren die tot een restwaarde leiden. In verband met de overcapaciteit op de Europese markt komt het steeds vaker voor dat nieuwe, maar wel geregistreerde auto’s in partijen worden aangeboden aan de groothandel. Dit resulteert in meer kennis en tevens inzage in het margebeleid van de verschillende fabrikanten. Ook dit speelt een rol in onze waarderingen.

Auto’s waar onvoldoende kennis voor aanwezig is en/of auto’s waarvan de waarderingen te ver uiteen lopen om een goed gemiddelde te berekenen en waarvan derhalve geen betrouwbare restwaarde op kan worden afgegeven worden niet in XRAY opgenomen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Bentley, Ferrari, Hummer, Lotus, Rolls Royce, Aston Martin, Maserati, Morgan, Maybach ed. Zodra er voldoende kennis aanwezig is wordt de betreffende auto in XRAY opgenomen en zal deze aan iedere periodieke taxatie update controle deelnemen.

Conclusie: indien de auto opgenomen wordt in de XRAYdatabase is de afgegeven handelswaarde betrouwbaar, indien er geen betrouwbare info voor handen is, is het niet mogelijk een XRAY calculatie te maken. XRAY blijft zelf bepalen of een voertuig in de koerslijst wordt opgenomen, dit is niet ter beoordeling van een individuele belastinginspecteur.

Tevens verwijs ik u ter informatie naar bijgaand schema waar we een aantal willekeurige jonge auto’s uit het “hogere” segment hebben doorgerekend in zowel XRAY als Autotelex. Zoals u ziet zijn de XRAY waarderingen structureel hoger dan de Telex waarderingen waarmee we aantonen dat XRAY als geen ander de huidige tendens van stijgende occasionprijzen volgt.

(…)

Afwaardering marge auto t.o.v. btw auto in XRAY

Het XRAY taxatiesysteem voorziet in functionaliteit om aan te geven of het een marge of BTW auto betreft. In geval van marge zal er een afwaardering van de bruto XRAYwaarde plaatsvinden. Deze afwaardering is afhankelijk van een aantal factoren zoals o.a. De nieuwprijs, de leeftijd, km stand, brandstof en het segment. Bij auto’s waarvan verwacht kan worden dat de volgende eigenaar een particulier is zal deze afwaardering praktisch nihil zijn. (Fiat 500, Renault Twingo e.d.). Bij auto’s die voornamelijk zakelijk bereden worden zal de afwaardering aanzienlijk groter zijn, de doelgroep/afzetmarkt en daarmee de kans op verkoop is nl aanzienlijk kleiner. (BMW 5 serie Diesel, MB E klasse D e.d.). De afwaardering varieert tussen de 0,15% en de 8%. (…).”

2.9

Op 23 april 2014 heeft [H] , tezamen met [J] – grondlegger van het [G] live taxatiesysteem –, ten kantore van [G] , de Inspecteur tekst en uitleg gegeven over de werking van [G] . Tot de stukken van het geding behoort een door de Inspecteur, in de persoon van mr. [B] , opgemaakt en door [H] voor akkoord ondertekend verslag:

“Het XRAY systeem wordt mede gebaseerd op de kennis en transacties van de bij XRAY aangesloten (groot) handelaren. Handelaren weten drommels goed wat de prijzen zijn. De Kamer van Koophandel kent 3.600 autohandelaren. Daar zitten echter ook louche figuren onder. We zochten goede, accurate en betrouwbare handelaren voor XRAY. Deze worden betaald om hun kennis met XRAY te delen. Als die mensen niet accuraat zijn en geen betrouwbare cijfers aanleveren, zijn ze ongeschikt. Het gaat erom een voorcalculatie te maken naast een nacalculatie.” Aldus dhr. [J] .

Dhr. [K] (Hof: namens de Inspecteur): “Wordt die voorcalculatie gebaseerd op daadwerkelijk gerealiseerde inkoopprijzen?”

Dhr. [J] antwoordt bevestigend: “Ja, bij onze handelaren is de omloopsnelheid hoog en de kennis van ingekochte auto’s navenant groot.

(…)

Over jong gebruikte auto’s heb ik vanochtend telefonisch gesproken met een aantal taxateurs. In verband met de overcapaciteit op de Europese markt komt het steeds vaker voor dat nieuwe, maar wel geregistreerde auto’s in grote partijen worden aangeboden aan de groothandel. Dit resulteert in meer kennis en tevens inzage in het margebeleid van de verschillende fabrikanten. Ook dit speelt een rol in onze waarderingen. Volgen cijfers van het RDC worden ruim 20% van de jaarlijks verkochte lees geregistreerde nieuwe auto’s geregistreerd op naam van de dealer, niet op naam van de eindgebruiker. Deze auto’s worden geforceerd geregistreerd en daarna met grote kortingen aangeboden, ook aan de handel. Daarnaast zijn er diverse acties op nieuwe auto’s (voorbeeld BMW 6 serie met 30.000-35.000 korting en MB A-klasse met 3.500 korting). Deze acties op nieuw hebben direct invloed op restwaarde gebruikt. Al deze kennis komt direct via onze aangesloten handelaren terug in ons systeem.

(…)

Vorig jaar zijn 420.000 nieuwe auto’s geregistreerd in Nederland. Daarvan zijn om reden van de bonussen 10% op naam van dealers gesteld. In het 1e kwartaal van 2014 was dat al 20%. Dat geeft een neerwaartse druk op de waarden. Neem bijvoorbeeld de BMW 6-serie. Deze kent nu € 30.000-35.000 korting op de nieuwprijs als je die vandaag nieuw registreert. Dat is een informatiebron voor ons systeem.

Dhr. [B] : “Neemt u dit als effect mee in uw XRAY?”

Dhr. [H] : “Ja, dat wordt meteen in ons systeem verwerkt. Via onze experts verwerken we die gegevens in ons systeem.”

(…)

Dhr. [H] : “Wij baseren ons op transacties van onze handelaren en afgeleiden daarvan. Een Porsche 911 is gangbaar en staat ook in XRAY. Een Porsche 911 GT3 echter niet. Exoten worden in XRAY niet opgenomen. Wij baseren onze prijzen o.a. op de kennis van de bij XRAY aangesloten handelaren en groothandelaren die gezamenlijk ruim 150.000 gebruikte auto’s verhandelen, pure professionals. Bedrijven die op grote schaal gebruikte auto’s inkopen en verkopen. Al deze transacties en hiervan afgeleide informatie vormen dus mede de basis voor het bepalen van de marktwaarde. De wetenschap dat nieuwe auto’s met 10 tot soms wel 20 % korting in de markt worden aangeboden draagt ook bij aan de restwaardebepaling. Alle beschikbare informatie wordt meegenomen, en zodra er voldoende informatie aanwezig is, wordt de auto opgenomen in XRAY, en kan er een calculatie gemaakt worden. Zolang er niet voldoende informatie aanwezig is wordt de auto niet opgenomen en kan er geen calculatie gemaakt worden. Hier zijn legio voorbeelden van: Bentley, Ferrari, Lamborghini, Maserati, Aston Marting enz. Ook de exclusieve uitvoeringen van Mercedes, BMW of Porsche worden niet opgenomen. (bijv. Porsche 911 GT3, Mercedes SLS). We gaan niet op één transactie af. We middelen meerdere transacties.”

Dhr. [K] : “Ook als de auto in Nederland nog niet verkocht is? Kan dat ook in XRAY?”

Dhr. [J] antwoordt: “Indien een auto in Nederland niet nieuw geleverd is komt deze ook niet voor in XRAY.”

Dhr. [H] vult aan: “Stel die auto wordt mondjesmaat verkocht, en de handelaren zijn bijvoorbeeld op de hoogte van de € 30.000-regeling (korting), dan geven ze een aangepaste waarde af, gebaseerd op deze kennis. (…)”

(…)

Gerechtsprocedure [B]

Dhr. [B] verstrekt dhr. [J] een afschrift van een uitspraak van Rechtbank Arnhem en verzoekt dhr. [J] een kopie te maken van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem. Hij wijst er op dat het bij die 56 auto’s om 10 gebruikte auto’s ging, waarbij de rechters de koerslijsten XRAY, opgemaakt in 2010, als taxatiekaarten omschreven en terzijde legden. [B] wijst met name op punt 4.3 tot en met 4.5 van de Hofuitspraak en het feit dat de betreffende handelaar kunstgrepen, zoals in de uitspraak vermeld, toepaste.

Dhr. [J] deelt mee eerder van de casus te hebben vernomen en het correct te achten dat de Belastingdienst zulke misstanden/constructies niet accepteert.

(…)

Dhr. [H] vindt deze uitspraak niet relevant. Het systeem XRAY stond hier niet ter discussie, maar de constructie van de betreffende aangever. Aangezien het Hof oordeelde dat het nieuwe auto’s betrof i.p.v. gebruikte is het meer dan logisch en terecht dat een eventueel XRAY taxatierapport niet van toepassing is. Het betrof hier overigens geen koerslijstaangifte maar taxatierapport aangifte, opgesteld door B. Inhoudelijk heeft XRAY geen kennis van desbetreffende rapporten. XRAY is niet betrokken geweest bij deze zaken en er is in deze procedures ons nooit gevraagd om enige onderbouwing aan te leveren. Indien er sprake is van constructies en/of manipulaties met het doel een lagere BPM afdracht te bewerkstelligen moet hiertegen opgetreden worden. In dat geval is dhr. [H] van mening dat deze aangiftes terecht zijn afgewezen.

(…)

Dhr. [B] heeft enkele voorbeelden aangeleverd welke dhr. [H] bespreekt. Dhr. [B] merkt op dat de door hem aangeleverde praktijkvoorbeelden XRAY zelfs met minder kilometers (3.000) en een jongere leeftijd (nog geen maand) een evident hogere afwaardering (40%) kennen ten opzichte van de in de e-mail d.d. 12 juni 2013 van dhr. [H] vermelde lijst met acht exclusieve auto’s (waardedaling ca. 20%) met een hogere kilometerstand (5.000) en een hogere leeftijd (3 maanden). Tevens deelt dhr. [B] deelt mee dat de belastingdienst Enschede het niet mogelijk acht dat van zo’n aangeleverde Porsche of BMW 6 Serie een daadwerkelijke transactie deel uit kan maken van de database XRAY. Zeker niet in grote aantallen. Volgens hem zal zo’n auto in Nederland hooguit incidenteel eens ter inkoop worden aangeboden bij een handelaar.

Dhr. [H] merkt op dat het verklaarbaar is dat voorbeelden uit de mail van 12 juni 2013 ander percentages vertonen dan de 6 genoemde praktijkvoorbeelden. Het betreft andere periodes en andere voertuigen.

Dhr. [B] merkt op dat al deze voertuigen niet te calculeren zijn met Autotelex.

Dhr. [H] meldt dat dhr. [B] niet goed geïnformeerd is, deze auto’s zijn tevens met Auto Telex te berekenen en in de meeste gevallen met lagere uitkomsten, zie mail 12 juni 2013. Dhr. [H] zal de betreffende Autotelex taxaties nazenden.

Dhr. [H] merkt op dat de taxatieteams de waarden bepalen. “De handelaren uit de taxatieteams beschikken over de gegevens. De gegevens zitten niet in de database van XRAY, maar in die van de handelaren. Wij baseren ons op die transactiegegevens en op afgeleiden daarvan.”

2.10

In een ongedateerde verklaring van [H] is het volgende opgenomen:

“Betreft: Omschrijving XRAY handelswaarde

Officiële handelsprijs

Uitgangspunt binnen het XRAYLive taxatiesysteem is de enige reële en objectief vast te stellen marktwaarde van een geregistreerde auto: de handelsinkoopwaarde. Dit betreft de inkoopprijs zoals die bij inkoop van een particuliere of zakelijke klant door de handel wordt betaald. De handelswaarden in het Xray taxatie systeem worden bepaald uit input van een half miljoen prijsnotaties per jaar die op periodieke basis worden aangeleverd door een grote groep speciaal geselecteerde gebruikte auto specialisten. Op deze wijze kan ook de handelsinkoopwaarde worden bepaald van auto’s direct na het moment van 1e toelating. Daarnaast houdt XRAY nauw contact met leasemaatschappijen, dealerbedrijven en fleetowners over belangrijke marktveranderingen en verwerkt deze in de software.

Sinds 1991 legt XRAY de inkoopwaarde van auto’s vast voor handelaren, verzekeraars, banken, importeurs, leasemaatschappijen en andere marktpartijen. De waarden zijn mede gebaseerd op daadwerkelijke transacties van een groot aantal marktpartijen. Sinds 1991 is van steeds meer merken en typen auto’s informatie opgeslagen.

Door alle informatie vanuit het verleden goed vast te leggen (historische nieuwprijzen, historische inkoopprijzen ed.) bestaat de mogelijkheid om op een later tijdstip precies vast te stellen welke inkoopwaarden in het verleden voor een in het systeem opgenomen voertuig werden gehanteerd. Dit betekent dat XRAY de waarden van een voertuig niet naar het verleden herleidt, maar de daadwerkelijke waarde van het voertuig op enig moment in het verleden kan vaststellen.”

2.11

In de toelichting Aangifte, melding en berekening bpm is onder nummer 5 – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

“5. Vermindering bpm op basis van koerslijst

Gaat het om de eerste registratie in Nederland van een in het buitenland geregistreerd, gebruikt motorrijtuig? Dan kunt u de te betalen bpm onder bepaalde voorwaarden berekenen op basis van inkoopwaarde. In dat geval wordt de werkelijke afschrijving van het motorrijtuig gebruikt om de bpm vast te stellen. Uw motorrijtuig wordt dan vergeleken met vergelijkbare motorrijtuigen die al in Nederland zijn geregistreerd. Daarbij is het uitgangspunt de werkelijke waarde van het motorrijtuig bij inkoop door een handelaar van een particulier in Nederland..

Voorwaarden voor toepassing van deze regeling zijn:

-

U moet de waarde van het motorrijtuig aantonen aan de hand van een koerslijst.

-

De koerslijst geeft de waarde bij inkoop door handelaren van particulieren.

-

(…)

-

U moet al bij de aangifte aanspraak maken op toepassing van de regeling.”

2.12

De Inspecteur heeft op 20 november 2013, nadat belanghebbende reeds bij de Rechtbank beroep had ingesteld tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar, het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de op aangifte voldane BPM tot het juiste bedrag berekend is. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op één dwangsom of meerdere dwangsommen. Voor de specifieke geschilpunten wordt verwezen naar onderdeel 4 van deze uitspraak.

3.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat indien belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, voor wat betreft de BPM kan worden uitgegaan van de berekeningen van de hoogte van de verschuldigde BPM zoals opgenomen in bijlage A gevoegd bij de aanvulling op het hogerberoepschrift van belanghebbende met kenmerk 15/506 t/m 511, gedagtekend 29 juni 2015.

3.3.

Ter zitting heeft de Inspecteur zijn incidenteel hoger beroep inzake de immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk ingetrokken. In dat kader is tussen partijen niet langer in geschil dat de immateriëleschadevergoeding als volgt moet worden toegekend:

-

€ 1.000 voor de zaken 15/00506 tot en met 15/00511 gezamenlijk

-

€ 500 voor de zaak 15/00942

-

€ 1.000 voor de zaken 15/01468 en 15/01472 gezamenlijk

3.4.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de BPM, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de op aangifte voldane BPM. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de dwangsombeschikking en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.

4 Beoordeling van het geschil

6 Beslissing