Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4385, 200.150.917/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4385, 200.150.917/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 mei 2017
- Datum publicatie
- 30 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:4385
- Zaaknummer
- 200.150.917/01
Inhoudsindicatie
Voldoen geleverde deuren aan eisen van brandveiligheid naar Duitse maatstaven? Tussenarrest; nadere onderbouwing van stellingen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, sector handel
zaaknummer gerechtshof 200.150.917/01
(zaaknummers Rechtbank Noord-Nederland 433716 / CV EXPL 13-4196)
arrest van 23 mei 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. W.H.R. van Boetzelaer, kantoorhoudend te Heerenveen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Industrial Business Services B.V.,
gevestigd te Beets,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna: IBS,
advocaat: mr. B.J. van Popta, kantoorhoudend te Heerenveen.
1 Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 13 augustus 2013 en 18 februari 2014 van de Rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Privaatrecht, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure is als volgt:- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 mei 2014;- de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis (met producties);- de memorie van antwoord tevens memorie incidentele grieven (met producties);
Nadat partijen hebben gefourneerd heeft het hof arrest bepaald.
De (gewijzigde) vordering van [appellante] in hoger beroep luidt:
"Dat het uw Gerechtshof behage bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis zoals
op 18 februari 2014 tussen partijen gewezen door de Rechtbank Noord-Nederland te vernietigen, en
opnieuw rechtdoende: In conventie: I. geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan appelante een bedrag van € 7.671,11, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW gerekend vanaf de dagvaarding in eerste aanleg (5 juni 2013) tot aan de dag der volledige voldoening; In reconventie: II. geïntimeerde niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering althans haar deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen;
Voorts:
III. Geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan appellante een bedrag van € 25.000,- uit hoofde van onverschuldigde betaling wegens het door appellante onverschuldigd aan geïntimeerde betaalde bedrag naar aanleiding van het vonnis d.d. 18 februari 2014;
IV. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties."
3 De bevoegde rechter en het toepasselijk recht
Het gaat in de onderhavige zaak om een geschil aangaande een overeenkomst tussen twee in Nederland gevestigde rechtspersonen naar Nederlands recht. De uitvoering van de overeenkomst vindt plaats in Duitsland.
Naar het oordeel van het hof is de Nederlandse rechter bevoegd. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een rechtskeuze beding zijn overeengekomen. Voorts leidt het hof uit de processtukken af dat beide partijen uitgaan van de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Ook het hof zal de toepasselijkheid van het Nederlands recht tot uitgangspunt nemen nu geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die een afwijking van de dit uitgangspunt rechtvaardigen.