Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4135, 200.172.321/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4135, 200.172.321/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 mei 2017
Datum publicatie
22 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:4135
Zaaknummer
200.172.321/01

Inhoudsindicatie

Volstortingsverplichting. Aansprakelijkheid opvolgend bestuurder op grond van artikel 2:180 lid 2 aanhef en sub b BW (oud).

Was ten tijde van de oprichting van de BV voldaan aan de volstortingsverplichting?

Het hof houdt het er voor dat de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak “Biggles’(ECLI:NL:HR:1988:AD0505) haar gelding heeft behouden, ook na de inwerkingtreding van artikel 2:203a BW (per 20 januari 1986) en na het “Bas-C” arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2003 (ECLI:NL:HR:2003: AF4595).

Voordat het hof de vraag kan beantwoorden of aan de volstortingsverplichting was voldaan, behoeft het nog nadere inlichtingen van de opvolgend bestuurder.

Aan de subsidiair aangevoerde grond voor aansprakelijkheid, bestuurdersaansprakelijkheid, is onvoldoende handen en voeten gegeven.

Om proceseconomische redenen en ter voorkoming van een verrassingsbeslissing worden partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of in geval niet is voldaan aan de volstortingsverplichting, uit de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW) voortvloeit dat artikel 2:180 BW (oud) in dit geval buiten toepassing dient te worden gelaten, danwel met toepassing van artikel 6:109 BW de schadevergoedingsverplichting dient te worden gematigd.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.172.321

(zaaknummer rechtbank Groningen 116160/HA ZA 10-130)

arrest van 16 mei 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

in eerste aanleg: gedaagde en eiser in het verzet,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudend te Groningen,

tegen

1 AABO Trading Drachten B.V.,

gevestigd te Drachten,2. AABO Trading Almere B.V.,

gevestigd te Almere,3. AABO Trading Breda,

gevestigd te Breda,4. AABO Trading Eindhoven B.V.,

gevestigd te Eindhoven,geïntimeerden,

in eerste aanleg: eiseressen en gedaagden in het verzet,

hierna afzonderlijk te noemen: Aabo Drachten, Aabo Almere, Aabo Breda, Aabo Eindhovengezamenlijk te noemen: Aabo,advocaat: mr. R. Gijsen, kantoorhoudend te Maastricht.

1 1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 9 februari 2016 hier over.

1.2

Het verdere verloop blijkt uit:

- het proces verbaal van de op 10 oktober 2016 gehouden zitting, dat is toegevoegd aan de gedingstukken.

1.3

Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald op de reeds overgelegde stukken.

1.4

[appellant] vordert de door de (toenmalige) rechtbank Groningen op 11 augustus 2010 en 20 oktober 2010 gewezen vonnissen te vernietigen en de vorderingen van [appellant] in verzet alsnog toe te wijzen en hem te ontheffen van de tegen hem uitgesproken veroordeling bij vonnis van 30 december 2009 (zaak-/rolnummer 114359 / HA ZA 09-1021), met veroordeling van Aabo in de proceskosten in beide instanties.

2 De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 3.1. tot en met 3.5. van het vonnis van 11 augustus 2010. Aangevuld met nog enkele feiten waarvan in hoger beroep kan worden uitgegaan, luiden de feiten als volgt:

2.1

[appellant] is enig aandeelhouder en bestuurder van [X holding b.v.] B.V. (hierna: [X holding b.v.] ). [X holding b.v.] is enig aandeelhouder en bestuurder (geweest) van [Y B.V.] (hierna [Y B.V.] ).

2.2

[Y B.V.] is/was een bouwbedrijf. De onderneming is op [dag] 2005 bij notariële akte opgericht door [Z Beheer B.V.] (hierna: [Z Beheer B.V.] ), daarbij vertegenwoordigd door haar enig directeur, de heer [Z] (hierna: [Z] ).

2.3

Voorafgaand aan die oprichting is op 1 juli 2005 op rekening van [Y B.V.] in oprichting (hierna: [Y B.V.] i.o.), door [Z Installatiebedrijf B.V.] (hierna: [Z Installatiebedrijf B.V.] ) een bedrag gestort van € 18.000,- met als omschrijving “overboeking tegoed tbv oprichting [Y B.V.] ”. In een “Bankverklaring B inzake oprichting van een vennootschap (inzake saldo op de rekening als bedoeld in artikel 93a lid 1 sub b respectievelijk artikel 203 lid 1 sub b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek)” van 1 juli 2005 heeft de Rabobank aan de notaris ten overstaan van wie de oprichting van [Y B.V.] heeft plaatsgevonden, bericht dat op de rekening van [Y B.V.] i.o. een creditsaldo staat van € 18.000,- en “dat vermeld saldo volgens mededeling van de mede-ondergetekende(n), oprichters(s) van genoemde vennootschap, is ontstaan ten titel van storting op de bij de bij de oprichting van genoemde vennootschap te plaatsen aandelen”.

2.4

Op 5 juli 2005 is een bedrag van € 18.000,- van de rekening van [Y B.V.] overgeboekt naar [Z Installatiebedrijf B.V.] onder de vermelding “overboeking tegoed”.

2.5

Op 11 april 2006 heeft [Z Beheer B.V.] haar aandelen in [Y B.V.] (180 aandelen van elk nominaal € 100,-- tezamen het gehele geplaatste kapitaal) overgedragen aan [X holding b.v.] . De akte van aandelenoverdracht vermeldt dat blijkens het register van aandeelhouders al de aandelen zijn volgestort. In de akte (artikel 3 aanhef en sub a) is verder opgenomen dat de verkoper aan koper garandeert dat de aandelen zijn volgestort. De koopsom voor de aandelen bedroeg € 35.065,-. Van die koopsom heeft [X holding b.v.] een bedrag van € 18.000,- voldaan door een schuld in rekening courant van € 18.000,- van [Z Beheer B.V.] aan [Y B.V.] over te nemen als haar schuld. Het restant van de koopsom is omgezet in een lening van [Z Beheer B.V.] aan [X holding b.v.] .

2.6

Diverse Aabo vennootschappen hebben in de zomer van 2009 aan [Y B.V.] bouwmaterialen verkocht en geleverd. Voor die leveringen zijn aan [Y B.V.] in de periode van 1 juli 2009 tot en met 2 september 2009 verschillende facturen gezonden tot een totaalbedrag van € 71.503,69.

Het merendeel van de geleverde materialen was afkomstig van Aabo te Drachten. De andere materialen waren afkomstig van de vestigingen van Aabo in Almere, Breda en Eindhoven.

2.7

Op de overeenkomsten tussen Aabo en [Y B.V.] waren telkens de algemene

voorwaarden van Aabo van toepassing, op grond waarvan [Y B.V.] bij niet-tijdige betaling gehouden was tot vergoeding van vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

2.8

[Y B.V.] is op 10 november 2009 in staat van faillissement verklaard.

2.9

De curator in het faillissement van [Y B.V.] heeft in het (tweede) verslag van 5 maart 2010 onder 7.4 omtrent de stortingsverplichting op aandelen het volgende vermeld:

“Aan de verplichting tot volstorting van de aandelen is niet voldaan. Op 1 juli 2005 is € 18.000,- op de rekening van de vennootschap i.o. gestort door de vorige aandeelhouder [Z Installatiebedrijf B.V.] B.V. Op 5 juli 2005 is dit bedrag echter weer teruggestort onder de vermelding “Overboeking tegoed”. In de boekhouding van de vennootschap is dit bedrag ook niet als lening aan [Z Installatiebedrijf B.V.] geboekt. Ten tijde van de oprichting d.d. [dag] 2005 stond het startkapitaal derhalve niet werkelijk ter beschikking van de vennootschap. De curator zal de aandeelhouder aanspreken tot volstorting van het minimumkapitaal van 18.000,-. Het feit dat niet is voldaan aan de volstortingsverplichting betekent voorts dat de bestuurder van [Y B.V.] hoofdelijk aansprakelijk is voor elke tijdens zijn bestuur verrichte rechtshandeling waarvoor de vennootschap is verbonden (artikel 2:180 lid 2 BW).” In het eindverslag van 2 mei 2011 (bijlage bij produktie 5 van de MvG) meldt de curator dat met de aandeelhouder een betalingsregeling is getroffen ter zake van haar volstortingsverplichting op het geplaatste kapitaal van [Y B.V.] en dat inmiddels het bedrag van € 18.000,- is voldaan. Verdere aanspraken heeft de curator niet jegens [appellant] ingesteld.

2.10

Aabo Almere, Aabo Breda en Aabo Eindhoven hebben bij akte van cessie van 26 april 2010 (prod. A bij akte overlegging producties van 27 mei 2010) hun vorderingen op [Y B.V.] , [appellant] en [vader appellant] [hof: de vader van [appellant] , hierna te noemen: [vader appellant] ] uit hoofde van voormelde leveringen gecedeerd aan Aabo Drachten.

3 De verschillende procedures, geschillen en beslissingen in eerste aanleg

4 De beoordeling van de grieven en de vordering

5 De beslissing