Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9356, 200.199.484t

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9356, 200.199.484t

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 november 2016
Datum publicatie
6 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:9356
Formele relaties
Zaaknummer
200.199.484t

Inhoudsindicatie

Wwz Arbeidszaak

Ontslag op staande voet op 7 oktober 2015

wegens door werkgever gestelde en door werknemer betwiste diefstal van drie boeken.

Kantonrechter vernietigt na bewijslevering de opzegging en veroordeelt werkgever tot betaling van loon c.a.

Tussenbeschikking: werkgever dient camerabeelden in het geding te brengen.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.199.484

(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort 4664843 en 4723057)

beschikking van 22 november 2016

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Wilco B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

verzoekster in het principaal hoger beroep, verweerster in het incidenteel hoger beroep, in eerste aanleg: verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,

hierna: Wilco,

advocaat: mr. R.J.A. Dil,

tegen:

[geïntimeerde] ,wonende te [woonplaats] ,verweerder in het principaal hoger beroep, verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: verzoeker, verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J.W. Menkveld.

1 1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikkingen van 10 februari 2016 en 12 augustus 2016 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort) heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:- het beroepschrift van Wilco met de stukken van de eerste aanleg, ingekomen bij de griffie van het hof op 21 september 2016;- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] ;

- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van Wilco;- de op 11 november 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.

2.2

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof uitspraak bepaald op

23 december 2016 of zoveel eerder als mogelijk is.

2.3

Wilco verzoekt het hof de beschikkingen van 10 februari 2016 en 12 augustus 2016 van de kantonrechter te Amersfoort te vernietigen en bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:Primair:I. voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet van 7 oktober 2015 door Wilco aan [geïntimeerde] rechtsgeldig is gegeven;II. voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] op grond van artikel 7:627 BW over de periode vanaf 7 oktober 2015 geen aanspraak geldend kan maken op loon, dan wel meer subsidiair die loonaanspraak te matigen tot het niveau dat het hof redelijk acht;III. [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen Wilco ter uitvoering van de beschikking van 12 augustus 2016 aan [geïntimeerde] meer heeft moeten betalen dan zij op grond van de van het hof gevraagde beschikking verschuldigd is, binnen tien dagen na betekening van de beschikking of binnen een door het hof te betalen termijn, aan Wilco terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente;IV. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Wilco van de vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 jo. 3 sub a BW, zijnde een bedrag van € 4.259,09 bruto;Subsidiair:voor zover het primair onder I (het hof leest) verzochte wordt afgewezen:

V. de arbeidsovereenkomst tussen partijen alsnog te ontbinden wegens een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e dan wel g BW;VI. voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] op grond van artikel 7:627 BW over de periode vanaf 7 oktober 2015 geen aanspraak geldend kan maken op loon, dan wel die loonaanspraak te matigen tot het niveau dat het hof redelijk acht;Primair en subsidiair:VII. voor recht te verklaren dat Wilco als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] aan hem niet verschuldigd is de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW;VIII. de verzoeken van [geïntimeerde] alsnog af te wijzen;

IX. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van de procedure (in eerste aanleg en in hoger beroep) aan de zijde van Wilco, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf

14 dagen na datum van de uitspraak tot aan de dag van de voldoening.

2.4

[geïntimeerde] heeft in het principaal hoger beroep primair afwijzing verzocht van de primaire en subsidiaire verzoeken van Wilco zoals in rechtsoverweging 2.3 onder I tot en met IX weergegeven. Subsidiair verzoekt [geïntimeerde] in het principaal hoger beroep, indien het hof het subsidiair onder V verzochte van Wilco zal toewijzen, te bepalen dat [geïntimeerde] een transitievergoeding en een billijke vergoeding toekomt ten laste van Wilco, met veroordeling van Wilco in de kosten van dit hoger beroep. [geïntimeerde] verzoekt in het incidenteel hoger beroep, indien en voor zover het hof tot de conclusie komt dat [geïntimeerde] geen toestemming heeft gekregen de drie boeken mee te nemen, te bepalen dat geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet en de opzegging van 7 oktober 2015 te vernietigen, met veroordeling van Wilco in de kosten van dit hoger beroep.

3 De vaststaande feiten

3.1

Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten onder 2.1 tot en met 2.8 van de beschikking van 10 februari 2016 zijn geen beroepsgronden gericht. Aangevuld met enkele feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, zijn die feiten als volgt.

3.2

Wilco is een bedrijf dat gespecialiseerd is in het drukken van boeken.

3.3

[geïntimeerde] , geboren op 4 juli 1958, is op 1 mei 2006 in dienst getreden van Wilco in de functie van Medewerker Binderij. [geïntimeerde] was in ploegendienst werkzaam. Het salaris van [geïntimeerde] bedroeg € 2.213,51 inclusief ploegentoeslag en exclusief 8% vakantiegeld.

3.4

Indien medewerkers van de binderij, zoals [geïntimeerde] , een boek van het werk willen meenemen naar huis, dienen zij toestemming van de leidinggevende te vragen. Indien deze toestemming wordt verleend moet de leidinggevende een stempel of handtekening in het boek plaatsen. Gemiddeld genomen zijn er maximaal vijf boeken per titel beschikbaar voor liefhebbers onder het personeel.

3.5

Door Wilco zijn in de jaren 2006 tot en met 2013 diverse memo's verstuurd aan de medewerkers van Wilco, waarin wordt meegedeeld dat het zonder toestemming meenemen van boeken niet getolereerd wordt door Wilco en dat daarop een ontslag op staande voet zal volgen.

3.6

Op woensdag 7 oktober 2015 was [geïntimeerde] aan het werk onder leiding van de heer [werknemer 3] (hierna: [werknemer 3] ). Zijn dienst liep van 14.00 uur tot 22.00 uur. Hij is, nadat hij rond 14.00 uur was binnengekomen, niet op zijn gebruikelijke werkplek (in de binderij aan de 85 machine) begonnen, maar heeft in opdracht van [werknemer 3] werkzaamheden in de zogenaamde bandenmaak afdeling verricht ( [geïntimeerde] moest rollen crêpe in een stelling leggen). Op deze afdeling stond een stelling/pallet met boeken, waaronder een aantal Fantasia IX boeken van een klant van Wilco.

3.7

[geïntimeerde] heeft die dag drie Fantasia IX boeken van de stelling/pallet meegenomen, in zijn rugzak gedaan en in de kofferbak van zijn auto gelegd.

3.8

De heer H.L. [werknemer 1] (hierna: [werknemer 1] ), chef eindproduct bij Wilco, en de heer C. [werknemer 4] (hierna: [werknemer 4] ), manager binderij bij Wilco, hebben [geïntimeerde] op enig moment gevraagd mee te gaan naar diens auto en de kofferbak te openen. [geïntimeerde] heeft de kofferbak geopend, waarin de drie Fantasia IX boeken werden aantroffen. De boeken waren niet voorzien van een stempel of een handtekening van de leidinggevende.

3.9

[geïntimeerde] is vervolgens meegegaan naar het kantoor, waar een gesprek tussen hem en de heer [naam] (hierna: [naam] ), adjunct-directeur bij Wilco, [werknemer 1] en [werknemer 4] heeft plaats gevonden.

3.10

[geïntimeerde] heeft vervolgens een brief, gedateerd 7 oktober 2015, ontvangen van [naam] . In die brief is het volgende vermeld:“Hierbij bevestigen wij het gesprek van vandaag 7 oktober 2015 waarbij u door het management van de binderij op heterdaad bent betrapt voor diefstal van boeken. U bent bekend met de interne regels welke hiervoor gelden en memo's welke naar aanleiding van voorgaande voorvallen van diefstal zijn verspreid.

Hierbij wordt u op staande voet ontslagen.

Wij beraden ons nog op verder te nemen stappen richting de politie. Komende vrijdag verwacht ik u om 9 uur op kantoor bij Wilco om samen met personeelszaken de vervolgstappen te bespreken.”

3.11

Op 9 oktober 2015 heeft nog een gesprek tussen Wilco en [geïntimeerde] plaatsgevonden, waarbij aanvankelijk [geïntimeerde] en namens Wilco [naam] , [werknemer 1] en mevrouw [werknemer 5] (hierna: [werknemer 5] ), medewerkster personeelszaken, aanwezig waren. Op enig moment hebben ook de zoon van [geïntimeerde] en [werknemer 3] aan het gesprek deelgenomen.

3.12

In een brief van 12 oktober 2015 heeft Wilco onder andere het volgende aan [geïntimeerde] geschreven:“Het feit dat u gelogen heeft toen u op woensdag 7 oktober 2015 werd aangesproken op het vermoeden van het in het bezit hebben van bedrijfseigendommen maakt dat wij ons door u enorm benadeeld voelen. U loog over het bij u hebben van een auto, vervolgens werd u agressief en wilde u proberen weg te rijden waarop u tegengehouden bent, aansluitend weigerde u de kofferbak open te maken en daarna loog u over hoe u de drie boeken in het bezit heeft gekregen.”3.13 [geïntimeerde] heeft bij brief van 12 oktober 2015 aan Wilco onder andere het volgende meegedeeld:

"Hiermee informeer ik u dat ik niet akkoord ga met het, op woensdag 07-10-2015, door u aangezegde ontslag. Van een dringende reden voor ontslag op staande voet is geen sprake, ik stem niet in met de beëindiging van het dienstverband. Ik heb toestemming gekregen van mijn leidinggevende Dhr. [werknemer 6] (achternaam onbekend) om drie beschadigde boeken mee te nemen. U zegt nu dat ik de drie beschadigde boeken gestolen heb en Dhr. [werknemer 6] (achternaam onbekend) verklaart nu dat hij nergens van weet en nooit toestemming heeft gegeven. U beschikt niet over toestemming van het UWV en ook de rechter heeft de overeenkomst niet ontbonden.

Het ontslag is dan ook niet rechtsgeldig.

Ik verklaar mij bereid en ben beschikbaar om mijn werkzaamheden op eerste afroep te hervatten en ik maak aanspraak op het mij toekomende loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd."

3.14

In een brief van 22 oktober 2016 van de toenmalige rechtsbijstandsverlener van [geïntimeerde] aan Wilco is onder andere het volgende vermeld:“U heeft cliënt op staande voet ontslagen. Cliënt is echter van mening dat er geen sprake is van een dringende reden die het gegeven ontslag op staande voet kan rechtvaardigen.Immers cliënt heeft, in tegenstelling tot hetgeen u beweert, wel degelijk toestemming gekregen van de heer [werknemer 3] om de 3 Fantasia boeken mee te nemen. Dat dit nu door de heer [werknemer 3] wordt ontkend, bevreemdt cliënt ten zeerste. Cliënt weet dat hij toestemming van een leidinggevende dient te hebben, daarom heeft hij de heer [werknemer 3] benaderd.”

3.15

[werknemer 3] heeft op 29 oktober 2015 de volgende schriftelijke en ondertekende verklaring gegeven:

"(…) Ali heeft mij absoluut niet aangesproken of gevraagd of hij deze 3 boeken mee mocht nemen. Ik heb hem dus ook geen toestemming en/of een stempeltjes gegeven, want hij heeft mij er helemaal niet om gevraagd. (…)"

3.16

[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een tekening van de situatie ter plaatse gemaakt, die als productie 14 bij akte na getuigenverhoor namens [geïntimeerde] is overgelegd. Wilco heeft aangegeven dat deze tekening een juiste weergave is van de situatie ter plaatse. Op deze tekening heeft [geïntimeerde] halve zwart ingekleurde cirkels getekend, die de camera’s weergeven die binnen en buiten het bedrijfsgebouw van Wilco zijn geplaatst. In de binderij is één camera geplaatst, op de bandenmaak afdeling, die slechts toegankelijk is via het magazijn, zijn geen camera’s geplaatst, in het magazijn/de expeditie hangen drie camera’s en buiten aan het pand hangen twee camera’s die zijn gericht op het buitenterrein. Een scan van deze tekening is in deze beschikking ingevoegd.

4 De verzoeken en de beslissing in eerste aanleg

5 De beoordeling in hoger beroep

6 De beslissing