Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7952, 200.108.679-01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7952, 200.108.679-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 oktober 2013
Datum publicatie
24 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:7952
Zaaknummer
200.108.679-01

Inhoudsindicatie

Huurovereenkomst staanplaats. Vraag welke huurbepalingen van toepassing zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.108.679/01

(zaaknummer rechtbank Assen 343982 VV EXPL 12-16)

arrest in kort geding van de eerste kamer van 22 oktober 2013

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. H.D. Wind, kantoorhoudend te Leusden,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. M.G. Doornbos, kantoorhoudend te Assen.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 11 september 2012 hier over.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Na het tussenarrest van 11 september 2012 is een comparitie na aanbrengen gehouden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Vervolgens zijn de volgende stukken gewisseld:

- de memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties,

- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens akte uitlating producties,

- een akte met producties van [geïntimeerde].

1.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

1.3

De vordering van [appellant] luidt:

"voormeld vonnis van 16 mei 2012 (…) te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de oorspronkelijke vordering van appellant alsnog toe te wijzen en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."

2 De feiten

2.1

De kantonrechter heeft onder het tussenkopje "De vaststaande feiten" in het vonnis, waarvan beroep, feiten vastgesteld waartegen, behoudens met grief 1 in principaal appel, geen bezwaar is gemaakt. Het hof gaat uit van die vastgestelde feiten, voor zover niet betwist, en voegt daar aan toe wat in hoger beroep voorts als vaststaand heeft te gelden.

2.2

[geïntimeerde] huurt reeds enige jaren plaats [nummer] op "Camping Emmen" tegen een huurprijs van laatstelijk € 160,- per maand exclusief energiekosten. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat op de huurovereenkomst de huisregels van toepassing zijn, die bij dagvaarding in eerste aanleg als productie 2 zijn overgelegd (waaronder het Reglement jaarplaatsen).

2.3

Op plaats [nummer] bevindt zich een L-vormig chalet en een tuinhuisje, welke goederen [geïntimeerde] van [appellant] heeft gekocht.

2.4

De camping werd door [appellant] geëxploiteerd op een terrein, dat hij van de gemeente Emmen in erfpacht had. De gemeente heeft [appellant] in 2007 meegedeeld dat zij het terrein wil herontwikkelen en zij heeft de erfpacht tegen 1 januari 2008 opgezegd. [appellant] diende het terrein op 13 april 2012 ontruimd op te leveren.

2.5

Zoals in een brief van de gemeente aan [appellant] d.d. 19 maart 2012 staat, heeft [appellant] na ontruiming en oplevering recht op een afkoopsom van € 40.000.- voor de in overleg aangebrachte opstallen en werken op het terrein.

2.6

[appellant] heeft de campinggasten in augustus 2007 schriftelijk geïnformeerd en gewezen op de mogelijkheid dat de camping wordt verplaatst naar een andere locatie. In april 2010 heeft [appellant] de campinggasten uitgenodigd voor een informatievergadering.

2.7

[appellant] heeft bij aangetekende brief van 24 december 2011 aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de camping sluit op 1 april 2012 en hij heeft de huur opgezegd tegen 1 maart 2012 onder aanzegging dat de staanplaats voor 1 april 2012 ontruimd dient te zijn.

2.8

Alle plaatsen op de camping zijn ontruimd, op de door [geïntimeerde] gehuurde plaats na. Bij brief van 13 maart 2012 is [geïntimeerde] nogmaals gewezen op de noodzaak tot ontruiming en op campings in de omgeving waar plaats is voor stacaravans/chalets. Bij brief van 2 april 2012 is [geïntimeerde] gesommeerd uiterlijk 8 april 2012 te ontruimen, bij gebreke waarvan een kort geding wordt gestart. De ontruimingstermijn is verlengd tot 17 uur op 10 april 2012, nadat [geïntimeerde] zich per e-mail van 5 april 2012 erover had beklaagd dat zij te weinig tijd had gekregen om een juridisch adviseur te raadplegen. Ook na dit uitstel heeft [geïntimeerde] niet ontruimd.

2.9

Er zijn geen voorzieningen meer op de camping. Water en elektra zijn afgesloten.

2.10

Bij de mondelinge behandeling van het kort geding heeft de kantonrechter voorgesteld dat [appellant] de gemeente zou verzoeken om [geïntimeerde] toestemming te geven op het terrein te blijven en om een overeenkomst met haar te sluiten voor verder verblijf. De gemeente heeft per brief van 10 mei 2012 te kennen gegeven daar niet op in te gaan. Zij heeft tijdig opgezegd en een ruime overgangsperiode gehanteerd. De bewoners zijn tijdig op de hoogte gesteld. Haar beleid is er voorts op gericht geen permanente bewoning toe te staan, aldus de gemeente in deze brief.

2.11

In een e-mail d.d. 6 november 2012 van gemeentelijk projectmanager [projectmanager] aan [appellant] is bevestigd dat de gemeente niet met [geïntimeerde] in overleg is over het continueren van haar verblijf op het terrein van de voormalige camping. De stacaravan van [geïntimeerde] wordt gezien als “een laatste object dat u op basis van de pachtovereenkomst dient te verwijderen, alvorens wij het terrein schoon en ontruimd zullen terug aanvaarden”, aldus [projectmanager].

3 De vordering en beoordeling in eerste aanleg

3.1

[appellant] heeft, kort weergegeven, bij dagvaarding van 27 april 2012 ontruiming gevorderd van "de standplaats van gedaagde [nummer]" op verbeurte van een dwangsom bij niet-ontruiming van € 100,- per dag tot een maximum van € 20.000,- en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. Hij heeft erop gewezen dat hij hierbij groot financieel belang heeft, omdat hij bij te late oplevering aan de gemeente boetes riskeert en mogelijk niet in aanmerking komt voor de afkoopsom van de gemeente.

3.2

De kantonrechter heeft [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering na, voor zover in hoger beroep van belang, te hebben overwogen dat de huur van de standplaats volgens vaste rechtspraak onder de werking van art. 7:230a BW valt, hetgeen overigens tussen partijen niet in geding is. Volgens art. 7:230a lid 1 BW kan de verhuurder zijn huurder niet tot ontruiming dwingen binnen de schorsingstermijn van twee maanden na de datum waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd.

4 Bespreking van de grieven in principaal en incidenteel appel

3 De beslissing