Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2123, 200.186.491/01

Gerechtshof Amsterdam, 06-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2123, 200.186.491/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 juni 2017
Datum publicatie
10 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:2123
Zaaknummer
200.186.491/01

Inhoudsindicatie

Burengeschil over erfafscheiding met coniferen en hek. Appellant is de afgescheiden strook grond (enkel door het planten van de coniferen en het plaatsen van het hek) niet voor zichzelf gaan houden, gelet op zijn intentie met de coniferen rommel aan het zicht te onttrekken en met het hek de coniferen te beschermen, zodat geen sprake is geweest van bezit. Hij heeft geen andere bezitsdaden verricht die zouden moeten duiden op ondubbelzinnig bezit. Bovendien is oorspronkelijke erfafscheiding altijd aanwezig en zichtbaar gebleven.

Dat de gemachtigde van appellant bij de comparitie in eerste aanleg zich heeft laten verleiden tot uitlatingen die niet conform de waarheid zijn is onvoldoende aannemelijk geworden mede gelet op inhoud proces-verbaal.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.186.491/01

zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 13/582659/ HA ZA 15-243

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 juni 2017

inzake

1 [appellant sub 1] ,

2. [appellante sub 2] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. J.J.M. van Driel te Amstelveen,

tegen

1 [geïntimeerde sub 1] ,

2. [geïntimeerde sub 2],

3. [geïntimeerde sub 3],

4. [geïntimeerde sub 4],

5. [geïntimeerde sub 5],

wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerden,

advocaat: mr. W.J.J. Lamers te Amstelveen.

1 Het geding in hoger beroep

1.1

Partijen worden hierna [appellant sub 1] (in enkelvoud) en [geïntimeerden] genoemd (dan wel afzonderlijk bij hun achternaam aangeduid).

1.2

[appellant sub 1] is bij dagvaarding van 27 januari 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, van 28 oktober 2015, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerden] als eisers en [appellant sub 1] als gedaagde.

1.3

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, met producties.

1.4

Op 27 oktober 2016 heeft een meervoudige comparitie van partijen plaatsgehad, alwaar partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun voornoemde advocaten. [appellant sub 1] heeft daarbij nog producties in het geding gebracht. Partijen hebben inlichtingen verschaft. De zaak is vervolgens aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te beproeven en naar de rol verwezen van 29 november 2011 om zich over het vervolg uit te laten.

Na nadere communicatie ter rolle heeft [appellant sub 1] om pleidooi verzocht.

Ter zitting van 24 april 2017 hebben partijen de zaak doen bepleiten door hun respectieve advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.

1.5

Ten slotte is arrest gevraagd.

1.6

[appellant sub 1] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - zal beslissen dat [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 5] niet ontvankelijk zijn in hun vordering, dan wel dat hun vordering, net als die van [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] , wordt afgewezen, met beslissing over de proceskosten.

[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellant sub 1] en (zo begrijpt het hof:) bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten.

1.7

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

3 Beoordeling

4 Beslissing