Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1962, 200.205.880/01 GDW

Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1962, 200.205.880/01 GDW

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 mei 2017
Datum publicatie
26 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1884
Formele relaties
Zaaknummer
200.205.880/01 GDW

Inhoudsindicatie

Klachten tegen een gerechtsdeurwaarder (onderdelen a tot en met h). In zijn algemeenheid gaat de klacht over het maken van onnodige kosten, het onaangekondigd leggen van derdenbeslag, geen verantwoordelijkheid nemen voor ambtshandelingen, het niet beantwoorden van brieven/e-mails en het intimeren van klager door hem aansprakelijk te stellen voor de gemaakte kosten in het kader van de tuchtprocedure.

De kamer heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel.

Het hof laat - alvorens nader te beslissen - klager toe (door middel van het indienen van een geluidsfragment) het bewijs te leveren van zijn stelling dat de gerechtsdeurwaarder hem heeft geïntimideerd door hem (tijdens een telefoongesprek) aansprakelijk te stellen voor de gemaakte kosten in het kader van de tuchtprocedure.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.205.880/01 GDW

nummer eerste aanleg : 461.2015

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 mei 2017

inzake

[naam],

wonend te [plaats],

appellant,

tegen

[naam],

gerechtsdeurwaarder te [plaats],

geïntimeerde.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellant (hierna: klager) heeft op 18 december 2016 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 22 november 2016 (ECLI:NL:TGDKG:2016:88). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) gedeeltelijk gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel.

1.2.

De gerechtsdeurwaarder heeft op 4 januari 2017 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.

1.3.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 april 2017. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 Feiten

3.1.

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

3.2.

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.

3.2.1.

Bij exploot van 14 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van (destijds genaamd) [naam gerechtsdeurwaarderskantoor] (hierna: [Y]) als eisende partij klager gedagvaard te verschijnen voor de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant.

3.2.2.

In bovenvermeld exploot staat onder meer vermeld dat de hoofdsom € 202,88 bedraagt en het salaris gemachtigde € 60,-.

3.2.3.

Bij vonnis van 23 april 2015 heeft de kantonrechter klager veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en hem in de proceskosten veroordeeld.

3.2.4.

Bij exploot van 28 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder (op verzoek van [Y]) voormeld vonnis aan klager betekend met bevel tot betaling aan de gerechtsdeurwaarder van een bedrag van € 538,93 en aanzegging van executiemaatregelen bij niet betaling.

3.2.5.

Bij brief van 29 april 2015 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat onnodige kosten zijn gemaakt (door het betekenen van het vonnis), dat de gevorderde rente van 1 procent per maand excessief is en dat dit niet past bij de ministerieplicht voor het verrichten van ambtshandelingen. Klager heeft in diezelfde brief voorgesteld om het bedrag van € 538,93 te verminderen tot (afgerond) € 440,- en dit bedrag in vier maandelijkse termijnen te betalen. De brief is in kopie verzonden naar [Y].

3.2.6.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij exploot van 12 mei 2015 op verzoek van [Y] ten laste van klager derdenbeslag gelegd voor een bedrag van in totaal € 767,80.

3.2.7.

Alle door de gerechtsdeurwaarder uitgebrachte exploten zijn gesteld op explootpapier van [Y].

3.2.8.

Op 15 mei 2015 hebben klager en de gerechtsdeurwaarder telefonisch contact met elkaar gehad.

3.2.9.

Diezelfde dag heeft klager per e-mail aan de gerechtsdeurwaarder onder meer bericht:

“Aansluitend op ons telefonisch onderhoud van hedenochtend hierbij nogmaals mijn klachten.

U heeft de exploten betekend en woonplaats gekozen op uw kantoor dus u bent voor mij het (eerste) aanspreekpunt. U heeft niet gereageerd op mijn brief van 29 april 2015 waarin ik mij heb beklaagd over de onnodige kosten. (..) In dit geval had u moeten weigeren of tenminste met mij in contact treden of met [Y] moeten overleggen. Het was u namelijk bekend dat het vonnis pas 1 (werk)dag oud was en de hoofdsom gering. Het is bovendien stuitend dat u zojuist aankondigde om uw uren en kosten gemoeid met een eventuele klacht bij mij in rekening te brengen.”

3.2.10.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 19 mei 2015 aan klager onder meer medegedeeld:

“(..) Ik zal het telefonisch onderhoud en hetgeen met u besproken Is nogmaals uiteenzetten;

(..)

Deurwaarder [Y] heeft zelf deze zaak inhoudelijk in Behandeling. Ik wordt enkel ingeschakeld voor ambtelijke Werkzaamheden omdat [Y] hiertoe niet bevoegd is, Omdat dit een eigen zaak van hemzelf betreft.

Deze opdrachten voer ik als een goed gerechtsdeurwaarder uit en dit is ook bij u zo geschiedt.

Zoals ik u vrijdag ook al medegedeeld heb, neem contact op met deurwaarder [Y] en tracht deze zaak met hem op te lossen. (..)”

3.2.11.

Bij e-mail van 20 mei 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht de in het exploot van 12 mei 2015 opgenomen executiekosten van € 122,18 te specificeren, meer in het bijzonder het niet te herleiden bedrag van € 45,63 (executiekosten van € 122,18 minus kosten betekening van € 76,55).

4 Standpunt van klager

5 Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

7 Beslissing