Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1805, 23-001184-15

Gerechtshof Amsterdam, 14-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1805, 23-001184-15

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 april 2017
Datum publicatie
18 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1805
Zaaknummer
23-001184-15

Inhoudsindicatie

Medeplegen woninginbraak

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 23-001184-15

Datum uitspraak: 14 april 2017

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-659467-14 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 02 december 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen geld en/of gouden oorbellen en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door met een breekijzer, althans met een hard en/of stevig voorwerp een rolluik van een (tuin)deur open te breken en/of te forceren, in elk geval door braak en/of verbreking en/of door inklimming.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen vernietigd worden.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de rol van de verdachte onduidelijk is en dat hooguit kan worden vastgesteld dat de verdachte op de uitkijk heeft gestaan dan wel heeft geholpen bij de vlucht, hetgeen enkel als medeplichtigheid kan worden aangemerkt en niet als medeplegen.

Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.

Op 2 december 2014 vond een woninginbraak plaats op de [adres]. Getuigen zagen dat een man in de woning aanwezig was en dat twee andere mannen in de tuin op de uitkijk stonden. Eén van die twee mannen keek bij de woning naar binnen. Toen de politie ter plaatse kwam, bleken de verdachten nog bij de woning aanwezig te zijn. Twee van hen sprongen van de aanbouw van de woning af en uiteindelijk renden in totaal drie verdachten weg uit de bij de woning behorende tuin. Eén van de drie verdachten – naar later bleek de [medeverdachte 1] – werd op heterdaad aangehouden. Eén van de twee anderen kwam tijdens de vlucht ten val. Getuige [getuige 1] heeft twee mannen zien rennen die vervolgens in een zilverkleurige stationwagen wegreden. Verbalisant Verdoorn nam daarop positie in op één van de twee uitvalswegen uit de wijk. Enkele minuten later zag hij een zilverkleurige stationwagen van het merk Opel rijden. De twee inzittenden van de auto werden aangehouden. Dit bleken de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn. [medeverdachte 2] had een verwonding aan de linkerzijde van zijn gezicht en zijn broek was gescheurd. De verdachte had een erg bezweet voorhoofd.

De verdachte heeft verklaard dat hij zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevond, maar dat hij niets heeft gedaan. Hij was met [medeverdachte 2] op pad om ergens te gaan blowen. Zij zaten samen in de auto. [medeverdachte 2] zou bij vrienden langsgaan en was van plan wiet te kopen. De verdachte stond buiten de auto te roken toen hij plotseling geschreeuw hoorde en [medeverdachte 2] op hem af kwam rennen. [medeverdachte 2] was gewond geraakt en vroeg de verdachte daarom de auto te besturen. Kort daarna zijn ze aangehouden door de politie.

Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig nu zij strijdig is met de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1]. De getuige [getuige 2] heeft immers verklaard dat, terwijl in de woning aan de [adres] werd ingebroken, niemand in de zilvergrijze stationwagen zat en ook niemand in de buurt van die auto stond. De getuige [getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat twee mannen aan kwamen rennen en vervolgens in de zilverkleurige auto stapten.

Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] twee van de drie personen zijn geweest die door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn gezien toen zij bij de woning aankwamen waar zeer kort daarvoor was ingebroken. Immers, de getuigen verklaren over drie personen die bezig waren met een woninginbraak. Toen de politie ter plaatse was, renden drie mannen de steeg in waaraan de woning [adres] ligt, waarbij één van die personen, de medeverdachte [medeverdachte 1], is aangehouden. Direct daarop is door getuigen waargenomen dat twee andere personen naar een zilvergrijze auto renden; enkele minuten later werd op een uitvalsweg in de buurt een zilverkleurige auto staande gehouden waarin zich de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] bevonden.

Gelet op vorengaande feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak. De te beantwoorden vraag is of deze betrokkenheid kan worden aangemerkt als medeplegen.

De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben naar het oordeel van het hof de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde woninginbraak. Weliswaar kan niet precies worden vastgesteld welke rol de verdachte in de uitwerking heeft vervuld, maar wel staat vast dat hij samen met zijn medeverdachten naar de woning is gegaan, op het erf van de woning aanwezig is geweest, nu een van de deelnemers in de woning is geweest op zijn minst genomen op de uitkijk heeft gestaan ten tijde van de inbraak, uiteindelijk samen met zijn medeverdachten op de vlucht is geslagen voor de politie en de vluchtauto heeft bestuurd. Temeer nu de verdachte een ongeloofwaardige verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid ter plaatse en hij (dus) niet heeft verklaard wat zijn rol bij de inbraak is geweest, moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat de verdachte de ten laste gelegde woninginbraak heeft medegepleegd.

Bewezenverklaring

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Strafbaarheid van de verdachte

Oplegging van straf

Beslissing omtrent het beslag

Toepasselijke wettelijke voorschriften

BESLISSING