Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 26-06-2017, ECLI:NL:CBB:2017:215, 15/805

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 26-06-2017, ECLI:NL:CBB:2017:215, 15/805

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
26 juni 2017
Datum publicatie
13 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:CBB:2017:215
Zaaknummer
15/805
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 16-05-2023 tot 01-07-2023], Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen [Tekst geldig vanaf 01-01-2022]

Inhoudsindicatie

Correctie van eerder verleende S&O-verklaringen tot nihil op de grond dat de aangeleverde administratie niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen dat in het geheel niet aannemelijk is geworden dat S&O-werkzaamheden zoals opgenomen in de S&O-verklaringen zijn verricht. College: een boete van € 0,- is geen bestuurlijke boete in de zin van artikel 5:40 van de Awb. Verweerder was bevoegd de S&O-verklaringen te corrigeren in de omvang waarin hij dat heeft gedaan en heeft in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kunnen maken.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 15/805

2700

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 september 2015, 14/8117

(aangevallen uitspraak), in het geding tussen

appellante

(gemachtigden: mr. C. Cromheecke en ing. R.C. de Velde).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2016. De gemachtigden van partijen zijn verschenen.

Grondslag van het geschil

1. Het College gaat uit van de volgende, in dit geding van belang zijnde, feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante is een cacaoproducent. Zij heeft in het kader van haar project ‘verwerking cacaoafval’ voor het ontwikkelen van een cacao-afvalreinigingsmachine (project) S&O-verklaringen in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder q, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) aangevraagd. Het project had tot doel om een bestaande machine voor cacaobonen, met behulp van speur- en ontwikkelingswerk (S&O) zodanig aan te passen dat daarmee uit cacaoafval het eindproduct cacaokoek geproduceerd kan worden. Bij besluiten van 14 september 2010 en 24 januari 2011 heeft verweerder aan appellante twee S&O-verklaringen afgegeven voor periodes in 2010 en 2011, waarbij voor het project in totaal 4000 S&O-uren zijn toegekend.

1.2.

Op 19 februari 2013 en 29 maart 2013 hebben medewerkers van Agentschap NL (thans: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)) namens verweerder een controlebezoek bij appellante afgelegd. Van die bezoeken is een ongedateerd rapport van bevindingen (rapport) opgemaakt, waarin ook het voornemen tot het opleggen van boetes conform de hierna vermelde primaire besluiten is vermeld. Tijdens die bezoeken is verweerder, kort gezegd, tot de conclusie gekomen dat appellante niet zelf een nieuwe machine heeft ontwikkeld, maar deze heeft aangeschaft en bij haar aanvragen om S&O-verklaringen heeft verzwegen dat zij heeft samengewerkt met [naam 2] B.V. ( [naam 2] ). Verder is het verweerder gebleken dat appellante ervan uit ging dat alleen met het registreren van de S&O-uren aan de administratieve verplichtingen van de Wva werd voldaan. Er was tijdens de bezoeken geen tot zeer weinig S&O-administratie omtrent aard, inhoud en voortgang beschikbaar. Appellante heeft schriftelijk op het rapport gereageerd en haar zienswijze gegeven op de voorgenomen besluitvorming. Zij heeft daarbij met name betwist dat zij bij haar aanvragen om S&O-verklaringen onjuiste informatie heeft verstrekt. Appellante heeft verder een zienswijze ingediend tegen het haar door verweerder toegezonden voornemen tot het opleggen van een boete.

1.3.

Met een ongedateerd besluit en een besluit van 28 februari 2014 (primaire besluiten) heeft verweerder de afgegeven S&O-verklaringen volledig gecorrigeerd en boetes opgelegd ter hoogte van 5% van het bedrag van de correctie-S&O-verklaring, afgerond op bedragen van € 100,-, te weten € 2.500,- voor de periode in 2010, respectievelijk € 300,- voor de periode in 2011. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellante ter verkrijging van de S&O-verklaring gegevens heeft verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat bij een juiste voorstelling van zaken op de aanvraag anders zou zijn beslist, als bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van de Wva. De boetes zijn opgelegd met toepassing van artikel 26, eerste lid, van de Wva. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.

1.4.

Met een besluit van 17 juni 2014 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de primaire besluiten gedeeltelijk gegrond verklaard en de primaire besluiten herroepen met dien verstande dat de correctie-S&O-verklaringen op andere gronden in stand blijven. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de S&O-administratie (projectadministratie) van appellante niet voldoet aan de daaraan op grond van 24, eerste lid, van de Wva te stellen eisen. De boete is vastgesteld op € 0,-. De vastgestelde boetes van € 2.500,- en € 300,- vervallen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat verweerder op grond van artikel 26, eerste lid van de Wva, bevoegd is om een bestuurlijke boete op te leggen en dat ten aanzien van appellante de bestuurlijke boetes na heroverweging en in overeenstemming met de door verweerder gehanteerde beleidsregels worden vastgesteld op € 0,-.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij, samengevat, overwogen dat verweerder bevoegd was om op grond van artikel 25, derde lid, van de Wva een correctieverklaring af te geven, dat verweerder in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en dat op juiste wijze heeft gedaan.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beoordeling van het geschil in beroep

Beslissing