Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-05-2017, ECLI:NL:CBB:2017:188, 16/501

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-05-2017, ECLI:NL:CBB:2017:188, 16/501

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
22 mei 2017
Datum publicatie
6 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:CBB:2017:188
Formele relaties
Zaaknummer
16/501

Inhoudsindicatie

Hoogte nadeelcompensatie. Artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 16/501

40100

(gemachtigde: mr. G.J.M. de Jager)

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2016, kenmerk ROT 15/2396, in het geding tussen

en

(gemachtigden: mr. G.A. Dictus en mr. J.P. Heinrich).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 13 april 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:2725).

De NVWA heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2017. De gemachtigde van appellante is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. De NVWA heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. G.A. Dictus.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2.

Bij besluiten van 4 oktober en 8 oktober 2012 heeft de NVWA drie partijen uit Argentinië afkomstig rundvlees geweigerd voor invoer in de Europese Unie (EU), omdat bij onderzoek in monsters van elk van deze partijen Shigatoxine (stx) producerende Escherichia coli (STEC) is aangetroffen. Deze partijen zijn na de invoerweigering teruggezonden naar Argentinië. De rechtmatigheid van de invoerweigering is bij uitspraak van het College van 24 november 2015 (ECLI:NL:CBB:2015:398) in rechte vast komen te staan.

1.3

Appellante heeft bij brief van 29 juli 2013 de NVWA verzocht om vergoeding van het financiële nadeel dat zij heeft ondervonden als gevolg van het terugzenden van de drie partijen rundvlees naar Argentinië. Appellante heeft het financiële nadeel begroot op € 596.164,- en de daarmee samenhangende (juridische) kosten begroot op € 86.426,75,-.

1.4

Bij besluit van 28 augustus 2014 (het primaire besluit) heeft de NVWA aan appellante op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nadeelcompensatie toegekend tot een bedrag van € 15.598, 51, omdat ten tijde van de weigering van de invoer met betrekking tot deze partijen rundvlees aan appellante niet de mogelijkheid is geboden tot vermarkting van het vlees in de EU na een speciale behandeling, als alternatief voor terugzending van het vlees naar Argentinië. Daarnaast heeft de NVWA in dit verband aan appellante een vergoeding van de juridische kosten van € 5.000,- en een wettelijke rente van € 1.200,09 toegekend. Bij besluit van 3 maart 2015 (het bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de NVWA het bezwaar van appellante, gericht tegen het primaire besluit, ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende overwogen.

2.2

Naar het oordeel van de rechtbank biedt de brief van de NVWA van 18 oktober 2013 geen uitsluitsel over de mogelijkheden van een adequate, minder kostbare behandeling dan terugzending naar Argentinië. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de brief in het kader van een te nemen beslissing op een verzoek om nadeelcompensatie is verstuurd. Daarin heeft de NVWA appellante verzocht nadere informatie te verstrekken over de waarde van de partijen vlees na speciale behandeling. Uit die brief kan weliswaar worden afgeleid dat de NVWA zich op het standpunt stelde dat een speciale behandeling erin moet resulteren dat de consument bij bereiding het vlees door en door zal verhitten, maar de brief bevat verder slechts een uitnodiging tot nadere onderbouwing van het verzoek om nadeelcompensatie. De brief bevat naar het oordeel van de rechtbank niet een concrete toezegging dat een waarschuwing het vlees voor consumptie te verhitten, voldoende zou zijn. In de brief wordt niet gezegd dat met het bijstickeren van een waarschuwingsetiket kan worden volstaan, terwijl uit de brief van 24 maart 2014 (College: lees 26 maart 2014) onmiskenbaar volgt dat de NVWA niet akkoord zou gaan met bijstickeren. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de NVWA toereikend heeft gemotiveerd waarom zij niet een hogere kiloprijs dan € 3,- heeft gehanteerd bij de berekening van het hypothetische voordeel van verkoop in de EU na verhitting. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat op bladzijde 4 van het advies van de VWS-commissie bezwaarschriften AWB van 5 februari 2015 aan de NVWA is verwezen naar de schadeberekening die de NVWA (in het primaire besluit) heeft gemaakt, welke berekening de commissie heeft onderschreven. Omdat de NVWA bij het bestreden besluit dit advies heeft overgenomen, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank ook het bestreden besluit ter zake van dit geschilpunt toereikend gemotiveerd. De rechtbank heeft verder overwogen dat appellante niet heeft onderbouwd dat en welke kosten zij heeft gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte, terwijl de kosten ter voorkoming of beperking van schade in de vorm van kosten van verscheping terug wel zijn meegenomen in de schadeberekening. Gelet hierop is appellante naar het oordeel van de rechtbank niet tekort gedaan door de beslissing van de NVWA om haar met betrekking tot de kosten die zijn gemoeid met het verzoek om nadeelcompensatie een bedrag van € 5.000,- toe te kennen.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing