Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten
Opschrift
Preambule
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en Zijne Majesteit de Koning der Belgen, het nut erkennende om in gemeen overleg eenige eenvormige regelen vast te stellen betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, hebben besloten te dien einde een verdrag te sluiten, en hebben tot Hunne Gevolmachtigden benoemd, te weten:
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN:
Mr. B. C. J. LODER, Rechter in het Permanente Hof van Internationale Justitie;
Mr. J. Ph. SUYLING, Hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht; en
Mr. J. KOSTERS, Raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden;
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN:
den Heer A. GODDYN, Voorzitter eener Kamer bij het Verbrekingshof;
den Heer PAUL LECLERCQ, Eerste Advocaat-Generaal bij het Verbrekingshof;
den Heer V. KINON, Directeur-Generaal aan het Departement van Justitie; en
den Heer M. COSTERMANS, Directeur-Generaal aan het Departement van Buitenlandsche Zaken,
die, na wederzijdsche mededeeling van hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen: